Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal confuse

Vertaal confuse van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

confuse:
- met elkaar verwarren; verwisselen; duizelen; in de war maken
Wiktionary:
- confuse → dooreenhalen, in de war brengen, verwarren, verbijsteren
- confuse → vertroebelen, verduisteren, dooreenhalen, van zijn stuk brengen, verwarren, verwisselen, agiteren, ophitsen, opruien, opstoken, opwinden, schudden

Engels

Uitgebreide vertaling voor confuse (Engels) in het Nederlands

confuse:

to confuse werkwoord (confuses, confused, confusing)

to confuse (mix up; interchange)
met elkaar verwarren; verwisselen
- met elkaar verwarren werkwoord
- verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
to confuse (make dizzy)
duizelen; in de war maken
- duizelen werkwoord (duizel, duizelt, duizelde, duizelden, geduizeld)
- in de war maken werkwoord (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)

Conjugations for confuse:

present

confuse
confuse
confuses
confuse
confuse
confuse

simple past

confused
confused
confused
confused
confused
confused

present perfect

have confused
have confused
has confused
have confused
have confused
have confused

past continuous

was confusing
were confusing
was confusing
were confusing
were confusing
were confusing

future

shall confuse
will confuse
will confuse
shall confuse
will confuse
will confuse

continuous present

am confusing
are confusing
is confusing
are confusing
are confusing
are confusing

subjunctive

be confused
be confused
be confused
be confused
be confused
be confused

diverse

confuse!
let's confuse!
confused
confusing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor confuse:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
duizelen	confuse; make dizzy
in de war maken	confuse; make dizzy	mix up; tangle
met elkaar verwarren	confuse; interchange; mix up
verwisselen	confuse; interchange; mix up	alter; barter; change; change for; convert; create; exchange; interchange; invent; make; reappoint; replace; reverse; shunt; substitute; swap; switch; swop; trade; trade in; transform; transpose; vary
-	bedevil; befuddle; bewilder; blur; confound; discombobulate; disconcert; flurry; fox; fuddle; jumble; mix up; obnubilate; obscure; perplex; put off; throw
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	bewilder; mix; mix up

Verwante woorden van "confuse":

confusable, confuser

Synoniemen voor "confuse":

confound; mistake; misidentify
throw; fox; befuddle; fuddle; bedevil; discombobulate; be
flurry; disconcert; put off; embarrass; abash
jumble; mix up; assemble; piece; put together; set up; tack; tack together
change; alter; modify
blur; obscure; obnubilate

Verwante definities voor "confuse":

mistake one thing for another¹
- you are confusing me with the other candidate¹
make unclear, indistinct, or blurred¹
- Her remarks confused the debate¹
be confusing or perplexing to; cause to be unable to think clearly¹
- These questions confuse even the experts¹
assemble without order or sense¹
cause to feel embarrassment¹
- The constant attention of the young man confused her¹

Wiktionary: confuse

confuse

verb

to mistake one thing for another
- confuse → dooreenhalen; in de war brengen; verwarren
to mix up; to puzzle; to bewilder
- confuse → verbijsteren
to mix thoroughly
- confuse → dooreenhalen; in de war brengen; verwarren

confuse

verb

in de war brengen
- verwarren → confuse
door elkaar halen
- verwarren → confuse

Cross Translation:

From	To	Via
• confuse	→ vertroebelen; verduisteren; dooreenhalen; van zijn stuk brengen; verwarren; verwisselen; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden	↔ troubler — rendre trouble.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University