Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- confine:
-
Wiktionary:
- confine → limiet
- confine → begrenzen, beperken, inperken
- confine → begrenzen, beknotten, beperken, beperkingen opleggen aan, nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken, dringen, drukken, knellen, persen, pressen, aandrukken, bijschuiven, insluiten, opsluiten, wegbergen, wegsluiten, bergen, opbergen, aaneensluiten, binden, verdichten
Engels
Uitgebreide vertaling voor confining (Engels) in het Nederlands
confining:
Vertaal Matrix voor confining:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | close; constraining; constrictive; limiting; restricting |
Synoniemen voor "confining":
Verwante definities voor "confining":
confine:
Conjugations for confine:
present
- confine
- confine
- confines
- confine
- confine
- confine
simple past
- confined
- confined
- confined
- confined
- confined
- confined
present perfect
- have confined
- have confined
- has confined
- have confined
- have confined
- have confined
past continuous
- was confining
- were confining
- was confining
- were confining
- were confining
- were confining
future
- shall confine
- will confine
- will confine
- shall confine
- will confine
- will confine
continuous present
- am confining
- are confining
- is confining
- are confining
- are confining
- are confining
subjunctive
- be confined
- be confined
- be confined
- be confined
- be confined
- be confined
diverse
- confine!
- let's confine!
- confined
- confining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor confine:
Synoniemen voor "confine":
Antoniemen van "confine":
Verwante definities voor "confine":
Wiktionary: confine
confine
Cross Translation:
noun
-
limit
- confine → limiet
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• confine | → begrenzen; beknotten; beperken; beperkingen opleggen aan | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |
• confine | → nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken; dringen; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; bijschuiven; insluiten; opsluiten; wegbergen; wegsluiten; bergen; opbergen; aaneensluiten; binden; verdichten | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |
Computer vertaling door derden: