Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor confer (Engels) in het Nederlands

confer:

to confer werkwoord (confers, conferred, conferring)

  1. to confer (allot; assign; allocate; bestow on; give)
    toewijzen; toekennen; gunnen; toebedelen; iets toekennen
    • toewijzen werkwoord (wijs toe, wijst toe, wees toe, wezen toe, toegewezen)
    • toekennen werkwoord (ken toe, kent toe, kende toe, kenden toe, toegekend)
    • gunnen werkwoord (gun, gunt, gunde, gunden, gegund)
    • toebedelen werkwoord (bedeel toe, bedeelt toe, bedeelde toe, bedeelden toe, toebedeeld)
    • iets toekennen werkwoord
  2. to confer (hand round; distribute; hand out; )
    verdelen; ronddelen; uitreiken; uitdelen; rondgeven; rondreiken
    • verdelen werkwoord (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • ronddelen werkwoord (deel rond, deelt rond, deelde rond, deelden rond, rondgedeeld)
    • uitreiken werkwoord (reik uit, reikt uit, reikte uit, reikten uit, uitgereikt)
    • uitdelen werkwoord (deel uit, deelt uit, deelde uit, deelden uit, uitgedeeld)
    • rondgeven werkwoord (geef rond, geeft rond, gaf rond, gaven rond, rondgegeven)
    • rondreiken werkwoord (reik rond, reikt rond, reikte rond, reikten rond, rondgereikt)

Conjugations for confer:

present
  1. confer
  2. confer
  3. confers
  4. confer
  5. confer
  6. confer
simple past
  1. conferred
  2. conferred
  3. conferred
  4. conferred
  5. conferred
  6. conferred
present perfect
  1. have conferred
  2. have conferred
  3. has conferred
  4. have conferred
  5. have conferred
  6. have conferred
past continuous
  1. was conferring
  2. were conferring
  3. was conferring
  4. were conferring
  5. were conferring
  6. were conferring
future
  1. shall confer
  2. will confer
  3. will confer
  4. shall confer
  5. will confer
  6. will confer
continuous present
  1. am conferring
  2. are conferring
  3. is conferring
  4. are conferring
  5. are conferring
  6. are conferring
subjunctive
  1. be conferred
  2. be conferred
  3. be conferred
  4. be conferred
  5. be conferred
  6. be conferred
diverse
  1. confer!
  2. let's confer!
  3. conferred
  4. conferring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor confer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gunnen allocate; allot; assign; bestow on; confer; give admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
iets toekennen allocate; allot; assign; bestow on; confer; give
ronddelen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around distribute; hand out; ration
rondgeven confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around
rondreiken confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around
toebedelen allocate; allot; assign; bestow on; confer; give
toekennen allocate; allot; assign; bestow on; confer; give authorise; authorize; grant; permit
toewijzen allocate; allot; assign; bestow on; confer; give allocate; assign; map
uitdelen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around treat
uitreiken confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around distribute; hand out; ration
verdelen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around distribute; divide; hand out; lot; parcel out; ration
- bestow; confab; confabulate; consult
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- assign; award; bestow; consult; deliberate

Synoniemen voor "confer":


Verwante definities voor "confer":

  1. have a conference in order to talk something over1
    • We conferred about a plan of action1
  2. present1
    • The university conferred a degree on its most famous former student, who never graduated1

Wiktionary: confer

confer
verb
  1. discuss, consult