Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal comfort

Vertaal comfort van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. comfort:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor comfort (Engels) in het Nederlands

comfort:

to comfort werkwoord (comforts, comforted, comforting)

  1. to comfort
    ondersteunen; troosten; bemoedigen; vertroosten; opbeuren
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • troosten werkwoord (troost, troostte, troostten, getroost)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • vertroosten werkwoord (vertroost, vertroostte, vertroostten, vertroost)
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
  2. to comfort (cheer up; gladden)
    blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken; opmonteren
    • blij maken werkwoord (maak blij, maakt blij, maakte blij, maakten blij, blij gemaakt)
    • opfleuren werkwoord (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
    • vrolijker worden werkwoord
    • verkwikken werkwoord (verkwik, verkwikt, verkwikte, verkwikten, verkwikt)
    • opmonteren werkwoord (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)
  3. to comfort (cheer up; console; solace)
    opbeuren; bemoedigen
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)

Conjugations for comfort:

present
  1. comfort
  2. comfort
  3. comforts
  4. comfort
  5. comfort
  6. comfort
simple past
  1. comforted
  2. comforted
  3. comforted
  4. comforted
  5. comforted
  6. comforted
present perfect
  1. have comforted
  2. have comforted
  3. has comforted
  4. have comforted
  5. have comforted
  6. have comforted
past continuous
  1. was comforting
  2. were comforting
  3. was comforting
  4. were comforting
  5. were comforting
  6. were comforting
future
  1. shall comfort
  2. will comfort
  3. will comfort
  4. shall comfort
  5. will comfort
  6. will comfort
continuous present
  1. am comforting
  2. are comforting
  3. is comforting
  4. are comforting
  5. are comforting
  6. are comforting
subjunctive
  1. be comforted
  2. be comforted
  3. be comforted
  4. be comforted
  5. be comforted
  6. be comforted
diverse
  1. comfort!
  2. let's comfort!
  5. comforted
  6. comforting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

comfort [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the comfort (consolation; solace)
    de troost; troosting; de vertroosting
  2. the comfort (convenience)
    het comfort
    • comfort [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the comfort
    het gerief
    • gerief [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the comfort (solace)
    het soelaas
    • soelaas [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. the comfort (encouragement; consolation; relief)
    de opmontering; de vertroosting; de bemoediging
  6. the comfort (conveniences)
    de behaaglijkheid; geriefelijkheid
  7. the comfort (pleasantness; sociability; convenience; )
    de behaaglijkheid; gerieflijkheid

Vertaal Matrix voor comfort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behaaglijkheid chumminess; comfort; companionableness; convenience; conveniences; cosiness; coziness; pleasantness; snugness; sociability
bemoediging comfort; consolation; encouragement; relief cheer; consolation; encouragement
comfort comfort; convenience
gerief comfort
geriefelijkheid comfort; conveniences
gerieflijkheid chumminess; comfort; companionableness; convenience; cosiness; coziness; pleasantness; snugness; sociability comfortableness
opmontering comfort; consolation; encouragement; relief
soelaas comfort; solace
troost comfort; consolation; solace
troosting comfort; consolation; solace
vertroosting comfort; consolation; encouragement; relief; solace
- comfortableness; comforter; consolation; ease; puff; quilt; solace
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemoedigen cheer up; comfort; console; solace encourage
blij maken cheer up; comfort; gladden brighten; charm; cheer; delight; enchant; fascinate; gladden; make happy; make someone glad; make someone happy; oblige someone with; please; ravish
ondersteunen comfort aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; carry; carry along; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop; prop up; second; shore; support
opbeuren cheer up; comfort; console; solace
opfleuren cheer up; comfort; gladden bloom; brighten up; cheer up; flourish; liven up; prosper
opmonteren cheer up; comfort; gladden
troosten comfort seek refuge in
verkwikken cheer up; comfort; gladden enliven; freshen; freshen up; refresh; revive; tidy up
vertroosten comfort
vrolijker worden cheer up; comfort; gladden
- console; ease; solace; soothe
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
comfort comfortable seat; seat
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- comfortable feeling; comfortableness; solace; soothe; wellbeing

Verwante woorden van "comfort":


Synoniemen voor "comfort":


Antoniemen van "comfort":


Verwante definities voor "comfort":

  1. assistance, such as that provided to an enemy or to a known criminal1
    • it gave comfort to the enemy1
  2. the act of consoling; giving relief in affliction1
  3. bedding made of two layers of cloth filled with stuffing and stitched together1
  4. a feeling of freedom from worry or disappointment1
  5. satisfaction or physical well-being provided by a person or thing1
    • his friendship was a comfort1
    • a padded chair was one of the room's few comforts1
  6. a state of being relaxed and feeling no pain1
    • he is a man who enjoys his comfort1
  7. a freedom from financial difficulty that promotes a comfortable state1
    • he had all the material comforts of this world1
  8. lessen pain or discomfort; alleviate1
  9. give moral or emotional strength to1

Wiktionary: comfort

comfort
noun
  1. cause of relief or satisfaction
  2. consolation
  3. contentment, ease
verb
  1. to provide comfort
  2. to make comfortable
comfort
noun
  1. een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
  2. steun bij verdriet of pijn
Cross Translation:
FromToVia
• comfort → troosten; vertroosten ↔ consoler — soulager quelqu’un dans son affliction par des discours, par des soins, ou de quelque autre manière que ce être.
• comfort → aanmoedigen; bemoedigen; stijven ↔ réconforter — relever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0339 seconde
Page rendered in 1.0 seconds