Engels

Uitgebreide vertaling voor coating (Engels) in het Nederlands

coating:

coating [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the coating (layer)
    coating; de laag
    • coating [znw.] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor coating:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coating coating; layer
laag coating; layer echelon; layer; level; ply
- application; coat; covering; finish; finishing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag despicable; false; low; lying low; mean; niggardly; not high; pedestrian; scornful; sheet; sordid; stingy; vile
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- brush treatment; coat

Verwante woorden van "coating":


Synoniemen voor "coating":


Verwante definities voor "coating":

  1. the work of applying something1
    • the surface was ready for a coating of paint1
  2. a thin layer covering something1
  3. a heavy fabric suitable for coats1
  4. a decorative texture or appearance of a surface (or the substance that gives it that appearance)1

coating vorm van coat:

coat [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the coat (overcoat; cloak)
    – an outer garment that has sleeves and covers the body from shoulder down; worn outdoors 1
    de mantel; de overjas
    • mantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overjas [de ~] zelfstandig naamwoord
    de jas
    – kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat 2
    • jas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • koop maar een warme jas voor de winter2
  2. the coat (skin; pelt; hide)
    – growth of hair or wool or fur covering the body of an animal 1
    de huid; het vel
    • huid [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the coat (cloak; jacket; overcoat)
    – an outer garment that has sleeves and covers the body from shoulder down; worn outdoors 1
    de mantel; de overjas
    • mantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overjas [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the coat (jacket)
    – an outer garment that has sleeves and covers the body from shoulder down; worn outdoors 1
    het jack
    – sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan 2
    • jack [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb een warm jack gekocht om te gaan skiën2

coat werkwoord

  1. coat
    – cover or provide with a coat 1
    bedekken; met iets bestrijken

Vertaal Matrix voor coat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken covering
huid coat; hide; pelt; skin
jack coat; jacket
jas cloak; coat; overcoat jacket; reefer; reefer jacket
mantel cloak; coat; jacket; overcoat
overjas cloak; coat; jacket; overcoat
vel coat; hide; pelt; skin membrane; peel; piece of paper; rind; sheet; sheet of paper; shell; skin
- coating; pelage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken coat blur; camouflage; conceal; cover; cover up; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
- cake; surface
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
met iets bestrijken coat
- brush treatment; coating

Verwante woorden van "coat":


Synoniemen voor "coat":


Verwante definities voor "coat":

  1. growth of hair or wool or fur covering the body of an animal1
  2. an outer garment that has sleeves and covers the body from shoulder down; worn outdoors1
  3. a thin layer covering something1
    • a second coat of paint1
  4. cover or provide with a coat1
  5. form a coat over1
    • Dirt had coated her face1
  6. put a coat on; cover the surface of; furnish with a surface1
    • coat the cake with chocolate1

Wiktionary: coat

coat
verb
  1. to cover with a coat of some material
noun
  1. covering of material, such as paint
  2. outer garment covering the upper torso and arms
coat
noun
  1. kleding|nld kledingstuk dat over andere kledingstukken gedragen wordt en die de romp en armen bedekt

Cross Translation:
FromToVia
coat colbert; jas Rock — langes Jackett
coat jas; mantel manteau — Vêtement
coat jas; overjas paletot — vêtement|fr vêtement qui se porte par-dessus les autres vêtements.
coat bekleden; overtrekken; coveren; beleggen; dekken; bedekken; toedekken recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
coat accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
coat bekleden; overtrekken; behangen tapisserrevêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent.

Computer vertaling door derden: