Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- closing:
-
close:
- afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken; dichtmaken; toetrekken; dichten; stoppen; dichtstoppen; zich sluiten; dichtgaan; toevallen; dichtvallen; toedraaien
- vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; plat; vlakuit; benauwd; bedompt; drukkend; muf; verknocht; gehecht; vergankelijk; voorbijgaand; eindig; ternauwernood; rakelings
- dichtbij; in de buurt; nabijgelegen; vlakbij; nabij
-
Wiktionary:
- close → dichtbij, nabije
- close → verkleinen, sluiten, dichtdoen, dichten, beëindigen, beklinken
- close → einde, nauw, eng, op slot doen, sluiten, afsluiten, dichtdoen, dichtmaken, toedoen, gezellig, innig, intiem, knus, vertrouwelijk, aanstaand, eerstvolgend, komend, dichtbij, nabij, daarnaast, ernaast, hiernaast, in de nabijheid, bekrompen, krap, smal
Engels
Uitgebreide vertaling voor closing (Engels) in het Nederlands
closing:
Vertaal Matrix voor closing:
Verwante woorden van "closing":
Synoniemen voor "closing":
Antoniemen van "closing":
Verwante definities voor "closing":
close:
-
to close (lock up; lock)
-
to close (shut; draw)
-
to close (shut; pull to; pull shut)
-
to close (plug; demarcate; put under seal; seal; stop up; shut; fence off; bind)
-
to close (click shut; shut)
-
to close (turn off; close down)
-
to close
– To end an application's relationship with an open file so that the application will no longer be able to access the file without opening it again. 2
Conjugations for close:
present
- close
- close
- closes
- close
- close
- close
simple past
- closed
- closed
- closed
- closed
- closed
- closed
present perfect
- have closed
- have closed
- has closed
- have closed
- have closed
- have closed
past continuous
- was closing
- were closing
- was closing
- were closing
- were closing
- were closing
future
- shall close
- will close
- will close
- shall close
- will close
- will close
continuous present
- am closing
- are closing
- is closing
- are closing
- are closing
- are closing
subjunctive
- be closed
- be closed
- be closed
- be closed
- be closed
- be closed
diverse
- close!
- let's close!
- closed
- closing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
close (smooth; flat; level; even; uniform; coarse; unwavering; crude; vulgar; point blank; flatly; bluntly; close by)
-
close (stuffy; muggy; sweltering; stifling; musty; stale; sultry)
-
close (affectionate; attached; devoted)
-
close (perishing; evanescent; transient; volatile; transitory; temporary; fleeting; passing; momentary; perfunctory; superficial; of short duration; brief; casual; current; empty; null; short; informal; cursory)
vergankelijk; voorbijgaand; eindig-
vergankelijk bijvoeglijk naamwoord
-
voorbijgaand bijvoeglijk naamwoord
-
eindig bijvoeglijk naamwoord
-
-
close (closely; just; narrowly)
-
close (nearby; close by; near; close to)
in de buurt; nabijgelegen; vlakbij; nabij-
in de buurt bijvoeglijk naamwoord
-
nabijgelegen bijvoeglijk naamwoord
-
vlakbij bijwoord
-
nabij bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor close:
Verwante woorden van "close":
Synoniemen voor "close":
Antoniemen van "close":
Verwante definities voor "close":
Wiktionary: close
close
Cross Translation:
adjective
verb
close
-
to make smaller
- close → verkleinen
-
move (a door)
-
obstruct (an opening)
- close → dichten
-
put an end to
- close → beëindigen; sluiten
verb
-
(overgankelijk) een vaste afspraak maken
-
sluiten van een gat, opening
-
toedoen, dichtmaken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• close | → einde | ↔ Schluss — Ende oder Handlung des Beendens (siehe auch „beenden“) |
• close | → nauw; eng | ↔ eng — schmal, nahe anliegend; von relativ geringer Ausdehnung |
• close | → op slot doen; sluiten; afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; toedoen | ↔ fermer — Clore. |
• close | → gezellig; innig; intiem; knus; vertrouwelijk | ↔ intime — profondément intérieur, en parlant surtout de ce qui fait l’essence réelle d’une chose. |
• close | → aanstaand; eerstvolgend; komend; dichtbij | ↔ proche — Traductions à trier suivant le sens |
• close | → dichtbij; nabij; daarnaast; ernaast; hiernaast; in de nabijheid | ↔ près — À petite distance ou à peu de temps. |
• close | → bekrompen; eng; krap; nauw; smal | ↔ étroit — Traductions à trier suivant le sens |