Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal classes

Vertaal classes van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. classes:
  2. class:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor classes (Engels) in het Nederlands

classes:

classes [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the classes (forms; grades)
    de klassen; de schoolklassen

Vertaal Matrix voor classes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klassen classes; forms; grades
schoolklassen classes; forms; grades

Verwante woorden van "classes":


Wiktionary: classes

Cross Translation:
FromToVia
• classes → onderricht; onderwijs ↔ Unterricht — meist Singular: regelmäßige und planvolle Weitergabe von Wissen, Information und Fähigkeiten von einem oder mehren Lehrern an einen oder mehr Schüler

classes vorm van class:

class [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the class (school year; grade)
    het schooljaar; de klas
    • schooljaar [het ~] zelfstandig naamwoord
    • klas [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the class (lesson hour; lesson; course)
    de les; het lesuur
    • les [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lesuur [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the class
    de klas; de schoolklas
    • klas [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schoolklas [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the class (category; type; genre)
    de klasse; de onderverdeling; de aard
    • klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onderverdeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the class (social class; position; social position; social group)
    maatschappelijke klasse; de klasse; de stand; de rang; de orde; de slag
    • maatschappelijke klasse [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the class (category; classification; group)
    de categorie; de klasse; de classificatie
  7. the class (genre; type; category; )
    de soort; het type; het genre; de slag
    • soort [de ~] zelfstandig naamwoord
    • type [het ~] zelfstandig naamwoord
    • genre [het ~] zelfstandig naamwoord
    • slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the class (lecture)
    het college; het collegium
  9. the class (year)
    het jaar; het schooljaar
    • jaar [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schooljaar [het ~] zelfstandig naamwoord
  10. the class (social group)
    sociale groep
  11. the class (object class)
    – A category of objects that share a common set of characteristics. 1
    de klasse; objectklasse
  12. the class
    – A named descriptor for a set of objects that share the same attributes, operations, methods, relationships, and behaviors. 1
    de klasse
    • klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

class bijvoeglijk naamwoord

  1. class (frontal; direct)
    frontaal; klassikaal

to class werkwoord (classs, classed, classing)

  1. to class (classify; rank; order; group)
    rangschikken; classificeren
    • rangschikken werkwoord (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)
    • classificeren werkwoord (clasificeer, clasificeert, clasificeerde, clasificeerden, geclassificeerd)
  2. to class (classify)
    rubriceren
    • rubriceren werkwoord (rubriceer, rubriceert, rubriceerde, rubriceerden, gerubriceerd)

Conjugations for class:

present
  1. class
  2. class
  3. classs
  4. class
  5. class
  6. class
simple past
  1. classed
  2. classed
  3. classed
  4. classed
  5. classed
  6. classed
present perfect
  1. have classed
  2. have classed
  3. has classed
  4. have classed
  5. have classed
  6. have classed
past continuous
  1. was classing
  2. were classing
  3. was classing
  4. were classing
  5. were classing
  6. were classing
future
  1. shall class
  2. will class
  3. will class
  4. shall class
  5. will class
  6. will class
continuous present
  1. am classing
  2. are classing
  3. is classing
  4. are classing
  5. are classing
  6. are classing
subjunctive
  1. be classed
  2. be classed
  3. be classed
  4. be classed
  5. be classed
  6. be classed
diverse
  1. class!
  2. let's class!
  5. classed
  6. classing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor class:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aard category; class; genre; type character; disposition; heart; kind; mind; nature; soul
categorie category; class; classification; group category
classificatie category; class; classification; group characterisation; characterization; classification; classifier; placing; ranking; rating
college class; lecture board of directors; college; directorate; lecture; supervisory board
collegium class; lecture
genre category; class; genre; kind; sort; style; type genre
jaar class; year period of time; vintage; year
klas class; grade; school year
klasse category; class; classification; genre; group; object class; position; social class; social group; social position; type grade
les class; course; lesson; lesson hour course; curriculum; education; instruction; lesson; teaching; tuition
lesuur class; course; lesson; lesson hour
maatschappelijke klasse class; position; social class; social group; social position social class
onderverdeling category; class; genre; type
orde class; position; social class; social group; social position association; by-law; circle; club; corporation; craft; craft guild; craft union; decision; defining; determination; discipline; fixing; guild; order; ordinance; prescription; professional organisation; professional organization; recommendation; regularity; regulation; regulations; rules; society; submission; union
rang class; position; social class; social group; social position hierarchy; order of rank; rank
rangschikken classification; classifying
schooljaar class; grade; school year; year
schoolklas class
slag category; class; genre; kind; position; social class; social group; social position; sort; style; type battle; blow; comedown; disappointment; letdown; mishap; punch; species; war
sociale groep class; social group
soort category; class; genre; kind; sort; style; type kind; species
stand class; position; social class; social group; social position booth; level; posture; stall; stand
type category; class; genre; kind; sort; style; type appearance; character; exterior; individual; look; looks
- category; course; course of instruction; course of study; division; family; form; grade; social class; socio-economic class; stratum; year
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
classificeren class; classify; group; order; rank
rangschikken class; classify; group; order; rank arrange; order; prioritize; put in order; range; rank
rubriceren class; classify
- assort; classify; separate; sort; sort out
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frontaal class; direct; frontal
klassikaal class; direct; frontal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
objectklasse class; object class
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- class of society; classify
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klasse -class

Verwante woorden van "class":


Synoniemen voor "class":


Verwante definities voor "class":

  1. education imparted in a series of lessons or meetings2
    • flirting is not unknown in college classes2
  2. elegance in dress or behavior2
    • she has a lot of class2
  3. people having the same social, economic, or educational status2
    • the working class2
    • an emerging professional class2
  4. a collection of things sharing a common attribute2
    • there are two classes of detergents2
  5. (biology) a taxonomic group containing one or more orders2
  6. a body of students who are taught together2
    • early morning classes are always sleepy2
  7. a body of students who graduate together2
    • the class of '972
  8. a league ranked by quality2
    • he played baseball in class D for two years2
  9. arrange or order by classes or categories2
  10. A category of objects that share a common set of characteristics.1
  11. A named descriptor for a set of objects that share the same attributes, operations, methods, relationships, and behaviors.1

Wiktionary: class

class
noun
  1. group of students in a regularly scheduled meeting with a teacher
  2. social grouping, based on job, wealth, etc.
class
noun
  1. de tijd waarin een docent een bepaald onderwerp uitlegt aan studenten
  2. een groep leerlingen die een tijdlang gezamenlijk les krijgen
  3. sociale positie in de maatschappij
Cross Translation:
FromToVia
• class → klasse; klas; stand ↔ classe — groupe
• class → promotie; bevordering ↔ promotion — action par laquelle on élève à la fois plusieurs personnes à un même grade, à une même dignité.

Verwante vertalingen van classes







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0546 seconde
Page rendered in 1.0 seconds