Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- cite:
-
Wiktionary:
- cite → citeren, noemen, aanhouden, afdanken, afmonsteren, doorsturen, doorzenden, heruitzenden, ontslaan, ontzetten, refereren, reflecteren, retourneren, royeren, spiegelen, terugbezorgen, teruggooien, terugkaatsen, terugsturen, terugwerpen, terugwijzen, uitdrijven, uitstellen, verdagen, verdrijven, verjagen, verschuiven, verwijzen, weerkaatsen, weerspiegelen, wegdrijven, wegjagen
Engels
Uitgebreide vertaling voor citing (Engels) in het Nederlands
cite:
-
to cite (quote)
Conjugations for cite:
present
- cite
- cite
- cites
- cite
- cite
- cite
simple past
- cited
- cited
- cited
- cited
- cited
- cited
present perfect
- have cited
- have cited
- has cited
- have cited
- have cited
- have cited
past continuous
- was citing
- were citing
- was citing
- were citing
- were citing
- were citing
future
- shall cite
- will cite
- will cite
- shall cite
- will cite
- will cite
continuous present
- am citing
- are citing
- is citing
- are citing
- are citing
- are citing
subjunctive
- be cited
- be cited
- be cited
- be cited
- be cited
- be cited
diverse
- cite!
- let's cite!
- cited
- citing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor cite:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanhalen | caress; cuddle; fondling; hug; stroking | |
- | acknowledgment; citation; credit; mention; quotation; reference | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanhalen | cite; quote | sharpen; tighten |
citeren | cite; quote | |
- | abduce; adduce; advert; bring up; mention; name; quote; refer; reference; summon; summons |
Verwante woorden van "cite":
Synoniemen voor "cite":
Verwante definities voor "cite":
Wiktionary: cite
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cite | → citeren; noemen | ↔ citer — juri|fr assigner à comparaître devant une juridiction civile ou religieux. |
• cite | → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |