Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. churchgoers:
  2. churchgoer:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor churchgoers (Engels) in het Nederlands

churchgoers:

churchgoers [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the churchgoers (congregation)
    het kerkvolk
    • kerkvolk [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor churchgoers:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kerkvolk churchgoers; congregation

Verwante woorden van "churchgoers":


churchgoer:

churchgoer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the churchgoer
    de kerkganger

Vertaal Matrix voor churchgoer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kerkganger churchgoer
- church member

Verwante woorden van "churchgoer":


Synoniemen voor "churchgoer":


Verwante definities voor "churchgoer":

  1. a religious person who goes to church regularly1

Wiktionary: churchgoer

churchgoer
noun
  1. one who goes to church