Engels

Uitgebreide vertaling voor chill (Engels) in het Nederlands

chill:

chill [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chill (cold)
    de verkoudheid
  2. the chill (cold snap)
    het koutje
    • koutje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the chill (cooling; coolness; cold snap; cool)
    de verkoeling; de afkoeling

to chill werkwoord (chills, chilled, chilling)

  1. to chill (cool down; cool; cool off)
    verkoelen; koelen; verkillen; afkoelen
    • verkoelen werkwoord (verkoel, verkoelt, verkoelde, verkoelden, verkoeld)
    • koelen werkwoord (koel, koelt, koelde, koelden, gekoeld)
    • verkillen werkwoord (verkil, verkilt, verkilde, verkilden, verkild)
    • afkoelen werkwoord (koel af, koelt af, koelde af, koelden af, afgekoeld)
  2. to chill (get cooler; cool down; refrigerate; )
    afkoelen; koel worden
    • afkoelen werkwoord (koel af, koelt af, koelde af, koelden af, afgekoeld)
    • koel worden werkwoord (word koel, wordt koel, werd koel, werden koel, koel geworden)
  3. to chill (grow numb; numb; grow cold)
    verkleumen
    • verkleumen werkwoord (verkleum, verkleumt, verkleumde, verkleumden, verkleumd)

Conjugations for chill:

present
  1. chill
  2. chill
  3. chills
  4. chill
  5. chill
  6. chill
simple past
  1. chilled
  2. chilled
  3. chilled
  4. chilled
  5. chilled
  6. chilled
present perfect
  1. have chilled
  2. have chilled
  3. has chilled
  4. have chilled
  5. have chilled
  6. have chilled
past continuous
  1. was chilling
  2. were chilling
  3. was chilling
  4. were chilling
  5. were chilling
  6. were chilling
future
  1. shall chill
  2. will chill
  3. will chill
  4. shall chill
  5. will chill
  6. will chill
continuous present
  1. am chilling
  2. are chilling
  3. is chilling
  4. are chilling
  5. are chilling
  6. are chilling
subjunctive
  1. be chilled
  2. be chilled
  3. be chilled
  4. be chilled
  5. be chilled
  6. be chilled
diverse
  1. chill!
  2. let's chill!
  3. chilled
  4. chilling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor chill:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkoelen cooling; cooling down
afkoeling chill; cold snap; cool; cooling; coolness chilling; cooling off
koutje chill; cold snap
verkoelen cooling; cooling down
verkoeling chill; cold snap; cool; cooling; coolness chilling; cooling off
verkoudheid chill; cold
- frisson; gelidity; iciness; pall; quiver; shiver; shivering; shudder; thrill; tingle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkoelen chill; cool; cool down; cool off; get cold; get cooler; get fresh; grow cold; grow cooler; refrigerate
koel worden chill; cool; cool down; get cold; get cooler; get fresh; grow cold; grow cooler; refrigerate
koelen chill; cool; cool down; cool off
verkillen chill; cool; cool down; cool off
verkleumen chill; grow cold; grow numb; numb
verkoelen chill; cool; cool down; cool off freshen; freshen up; refresh; tidy up
- cool; cool down
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bleak; raw

Verwante woorden van "chill":


Synoniemen voor "chill":


Antoniemen van "chill":


Verwante definities voor "chill":

  1. coldness due to a cold environment1
  2. an almost pleasurable sensation of fright1
  3. a sudden numbing dread1
  4. a sensation of cold that often marks the start of an infection and the development of a fever1
  5. loose heat1
  6. make cool or cooler1
  7. depress or discourage1
    • The news of the city's surrender chilled the soldiers1

Wiktionary: chill


Cross Translation:
FromToVia
chill bang maken; beangstigen; verschrikken; vrees aanjagen; bang zijn voor; duchten; schromen; terugschrikken voor; vrezen redouter — Craindre fort.
chill koud worden; verkoelen; koelen; dempen refroidirrendre froid.
chill catarre; verkoudheid rhume — Écoulement causé par l’irritation ou l’inflammation de...

Verwante vertalingen van chill