Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. chefs:
  2. chef:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor chefs (Engels) in het Nederlands

chefs:

chefs [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chefs (cooks; caterers)
    de koks
    • koks [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor chefs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koks caterers; chefs; cooks

Verwante woorden van "chefs":


chef:

chef [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chef (head-cook; cook)
    de kok; de keukenmeester
    • kok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • keukenmeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the chef (kitchen-maid; cook; caterer; head-cook)
    de keukenprinses; de meid; de keukenmeid
  3. the chef (caterer; cook; head-cook)
    de kokkie; de kookster
    • kokkie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kookster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keukenmeester chef; cook; head-cook
keukenmeid caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
keukenprinses caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
kok chef; cook; head-cook
kokkie caterer; chef; cook; head-cook
kookster caterer; chef; cook; head-cook
meid caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid maid; maiden
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- chief cook

Verwante woorden van "chef":


Synoniemen voor "chef":


Verwante definities voor "chef":

  1. a professional cook1

Wiktionary: chef

chef
noun
  1. The head cook of an establishment such as a restaurant

Cross Translation:
FromToVia
chef chefkok chef — Responsable de la cuisine dans un restaurant
chef kok cuisinier — Celui qui prépare la nourriture

Verwante vertalingen van chefs