Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal changeable

Vertaal changeable van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. changeable:
  2. change:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor changeable:
    • wijzigbaar, veranderbaar

Engels

Uitgebreide vertaling voor changeable (Engels) in het Nederlands

changeable:

changeable bijvoeglijk naamwoord

  1. changeable (unsettled; variable; fickle)
    wisselvallig; veranderlijk; onbestendig
  2. changeable (fickle; unpredictable; capricious; )
    onvoorspelbaar; wispelturig; nukkig; grillig; onberekenbaar
  3. changeable (variable; varying; inconstant; unstable)
    variërend; variabel
  4. changeable (variable; varying; unstable)
    variërend; wisselvallig; wisselend

Vertaal Matrix voor changeable:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grillig baroque; capricious; changeable; fickle; freak; freakish; incalculable; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical
nukkig baroque; capricious; changeable; fickle; freak; freakish; incalculable; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical capricious; grumbling; grumpy; peevish
onberekenbaar baroque; capricious; changeable; fickle; freak; freakish; incalculable; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical
onbestendig changeable; fickle; unsettled; variable
onvoorspelbaar baroque; capricious; changeable; fickle; freak; freakish; incalculable; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical
variabel changeable; inconstant; unstable; variable; varying
veranderlijk changeable; fickle; unsettled; variable inconstant; unstable; unsteady
wispelturig baroque; capricious; changeable; fickle; freak; freakish; incalculable; unpredictable; unstable; unsteady; wayward; whimsical
wisselend changeable; unstable; variable; varying
wisselvallig changeable; fickle; unsettled; unstable; variable; varying
- changeful; chatoyant; iridescent; mutable; shot; uncertain; unsettled
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
variërend changeable; inconstant; unstable; variable; varying

Verwante woorden van "changeable":


Synoniemen voor "changeable":


Antoniemen van "changeable":

  • immutable; unchangeable

Verwante definities voor "changeable":

  1. such that alteration is possible; having a marked tendency to change1
    • changeable behavior1
    • changeable moods1
    • changeable prices1
  2. capable of or tending to change in form or quality or nature1
  3. varying in color when seen in different lights or from different angles1
    • changeable taffeta1
  4. subject to change1
    • a changeable climate1

changeable vorm van change:

to change werkwoord (changes, changed, changing)

  1. to change (alter; interchange; switch; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  2. to change (put other clothes on)
    omkleden; verkleden; andere kleren aantrekken
  3. to change (exchange; switch; swop; )
    ruilen; omwisselen; wisselen; verwisselen; verruilen; inwisselen; omruilen
    • ruilen werkwoord (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • omwisselen werkwoord (wissel om, wisselt om, wisselde om, wisselden om, omgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • verruilen werkwoord (verruil, verruilt, verruilde, verruilden, verruild)
    • inwisselen werkwoord (wissel in, wisselt in, wisselde in, wisselden in, ingewisseld)
    • omruilen werkwoord (ruil om, ruilt om, ruilde om, ruilden om, omgeruild)
  4. to change (modify; reshape; alter; reform; rewrite)
    modificeren; veranderen; wijzigen; herzien; amenderen; omwerken
    • modificeren werkwoord (modificeer, modificeert, modificeerde, modificeerden, gemodificeerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • amenderen werkwoord (amendeer, amendeert, amendeerde, amendeerden, geamendeerd)
    • omwerken werkwoord (werk om, werkt om, werkte om, werkten om, omgewerkt)
  5. to change (exchange; swap; switch; barter; trade in)
    ruilen; wisselen; omwisselen; verwisselen; omruilen
    • ruilen werkwoord (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
    • omwisselen werkwoord (wissel om, wisselt om, wisselde om, wisselden om, omgewisseld)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • omruilen werkwoord (ruil om, ruilt om, ruilde om, ruilden om, omgeruild)
  6. to change (change over; stop over)
    – change from one vehicle or transportation line to another 1
    overstappen
    • overstappen werkwoord (stap over, stapt over, stapte over, stapten over, overgestapt)
  7. to change (alter; modify)
    wijzigen
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
  8. to change (bend; turn back)
    ombuigen; krom buigen; verbuigen
    • ombuigen werkwoord (buig om, buigt om, boog om, bogen om, omgebogen)
    • krom buigen werkwoord (buig krom, buigt krom, boog krom, bogen krom, krom gebogen)
    • verbuigen werkwoord (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)
  9. to change (do over again; renew; refresh)
    overdoen; hernieuwen; opnieuw doen
    • overdoen werkwoord (overdoe, overdoet, overdeed, overdeden, overdaan)
    • hernieuwen werkwoord (hernieuw, hernieuwt, hernieuwde, hernieuwden, hernieuwd)
    • opnieuw doen werkwoord
  10. to change
    – To modify the value of a property or attribute. 2
    wijzigen
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)

Conjugations for change:

present
  1. change
  2. change
  3. changes
  4. change
  5. change
  6. change
simple past
  1. changed
  2. changed
  3. changed
  4. changed
  5. changed
  6. changed
present perfect
  1. have changed
  2. have changed
  3. has changed
  4. have changed
  5. have changed
  6. have changed
past continuous
  1. was changing
  2. were changing
  3. was changing
  4. were changing
  5. were changing
  6. were changing
future
  1. shall change
  2. will change
  3. will change
  4. shall change
  5. will change
  6. will change
continuous present
  1. am changing
  2. are changing
  3. is changing
  4. are changing
  5. are changing
  6. are changing
subjunctive
  1. be changed
  2. be changed
  3. be changed
  4. be changed
  5. be changed
  6. be changed
diverse
  1. change!
  2. let's change!
  5. changed
  6. changing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

change [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the change (mutation; modification; alteration; amendment)
    de verandering; de mutatie
  2. the change (modification; amendment; alteration)
    de wijziging; de modificatie
  3. the change (bending)
    de wijziging; de keer; de verandering; de ombuiging
    • wijziging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verandering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ombuiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the change (turn)
    de verandering; de ommezwaai; de ommekeer; de kentering
  5. the change
    het wisselgeld; het kleingeld
  6. the change
    de wisseling
  7. the change (alteration; changing; conversion; )
    de wijziging; de verandering; de transformatie; de omschakeling; omwisselen; de hervorming; wijzigen; veranderen; de wending; de omkeer
  8. the change (switch-over; transfer)
    de overstap
    • overstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. the change (exchange; swap; trade-in; )
    de omruil; de uitwisseling; de ruil; de omwisseling; omruiling; ruiltransactie; de ruiling
  10. the change (turning-point; turn; crisis; state of emergency; emergency situation)
    het keerpunt; de keer; de wending
    • keerpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  11. the change (exchange; switch)
    omwisselen; de omruil; de omwisseling; de verwisseling; de verruiling
  12. the change (bartering; exchange; trade-in; haggling; shady dealings)
    de ruil; de inruil
    • ruil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inruil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  13. the change (turn; swerve)
    de wending; richtingsverandering
  14. the change (amendment; modification; alteration; commutation; changing)
    het amendement; de herziening; de amendering
  15. the change (transfer; mutation; switch-over)
    de overplaatsing

Vertaal Matrix voor change:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amendement alteration; amendment; change; changing; commutation; modification amendment
amenderen altering; amending; changing; modifying
amendering alteration; amendment; change; changing; commutation; modification
hervorming alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition reformation
herziening alteration; amendment; change; changing; commutation; modification reconsideration; revision
inruil bartering; change; exchange; haggling; shady dealings; trade-in
keer bending; change; crisis; emergency situation; state of emergency; turn; turning-point bending; time
keerpunt change; crisis; emergency situation; state of emergency; turn; turning-point
kentering change; turn bending
kleingeld change
modificatie alteration; amendment; change; modification
modificeren altering; amending; changing; modifying
mutatie alteration; amendment; change; modification; mutation
ombuiging bending; change bending
omkeer alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition bending
ommekeer change; turn bending; change-over; revolution; rotation
ommezwaai change; turn bending
omruil barter; bartering; change; exchange; swap; switch; swop; trade-in; wheeling and dealing
omruiling barter; bartering; change; exchange; swap; swop; trade-in; wheeling and dealing
omschakeling alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition
omwisselen alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; exchange; reformation; remodelling; switch; transformation; transposition
omwisseling barter; bartering; change; exchange; swap; switch; swop; trade-in; wheeling and dealing deputizing; permutation; replacement; substitute; transposition
overplaatsing change; mutation; switch-over; transfer
overstap change; switch-over; transfer
overstappen changing to
richtingsverandering change; swerve; turn
ruil barter; bartering; change; exchange; haggling; shady dealings; swap; swop; trade-in; wheeling and dealing barter
ruilen exchange; interchanges; swapping; trading
ruiling barter; bartering; change; exchange; swap; swop; trade-in; wheeling and dealing
ruiltransactie barter; bartering; change; exchange; swap; swop; trade-in; wheeling and dealing
transformatie alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition change of form; metamorphosis; transformation
uitwisseling barter; bartering; change; exchange; swap; swop; trade-in; wheeling and dealing
veranderen alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition altering; amending; changing; modifying; mutation
verandering alteration; altering; amendment; bending; change; change of form; changing; conversion; modification; mutation; reformation; remodelling; transformation; transposition; turn variation
verbuigen declension
verruiling change; exchange; switch deputizing; permutation; replacement; substitute; switch-over; transfer; transposition
verwisseling change; exchange; switch deputizing; permutation; replacement; substitute; transposition
wending alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; crisis; emergency situation; reformation; remodelling; state of emergency; swerve; transformation; transposition; turn; turning-point inversion; rotation; turn
wijzigen alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; reformation; remodelling; transformation; transposition altering; amending; changing; modifying
wijziging alteration; altering; amendment; bending; change; change of form; changing; conversion; modification; reformation; remodelling; transformation; transposition
wisselgeld change cash float
wisseling change
- alteration; modification; variety
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary alternate with; differ; diverge; range; variate; vary
amenderen alter; change; modify; reform; reshape; rewrite
andere kleren aantrekken change; put other clothes on
hernieuwen change; do over again; refresh; renew exchange; interchange; put new life into; redevelop; renew; renovate; resume; revitalise; revitalize; swap; trade
herzien alter; change; create; interchange; invent; make; modify; reform; reshape; rewrite; switch; transform; vary alter; amend; better; correct; get better; improve; make better; renew; review; revise
inwisselen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade
krom buigen bend; change; turn back arch; curve
modificeren alter; change; modify; reform; reshape; rewrite
ombuigen bend; change; turn back bend
omkleden change; put other clothes on
omruilen barter; change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in
omwerken alter; change; modify; reform; reshape; rewrite break up; convert; dig; plough; plough up; reform
omwisselen barter; change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in swap; switch; swop
opnieuw doen change; do over again; refresh; renew
overdoen change; do over again; refresh; renew
overstappen change; change over; stop over
ruilen barter; change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in barter; change for; exchange; swap; swop; trade
veranderen alter; change; create; interchange; invent; make; modify; reform; reshape; rewrite; switch; transform; vary alternate with; differ; diverge; metamorphose; range; transform; transmute; variate; vary
verbuigen bend; change; turn back conjugate; decline; inflect
verkleden change; put other clothes on disguise
verruilen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade barter; change for; exchange; swap; swop; trade
verwisselen alter; barter; change; change for; convert; create; exchange; interchange; invent; make; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in; transform; vary confuse; convert; interchange; mix up; reappoint; replace; reverse; substitute; swap; transpose
wijzigen alter; change; create; interchange; invent; make; modify; reform; reshape; rewrite; switch; transform; vary
wisselen barter; change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in alternate with; differ; diverge; range; swap; switch; swop; variate; vary
- alter; commute; convert; deepen; exchange; interchange; modify; shift; switch; transfer; vary
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- alter; be turned; modulation; small change; transform; variation

Verwante woorden van "change":


Synoniemen voor "change":


Antoniemen van "change":


Verwante definities voor "change":

  1. the action of changing something1
    • the change of government had no impact on the economy1
    • his change on abortion cost him the election1
  2. a different or fresh set of clothes1
    • she brought a change in her overnight bag1
  3. a thing that is different1
    • he inspected several changes before selecting one1
  4. a difference that is usually pleasant1
    • it is a refreshing change to meet a woman mechanic1
  5. an event that occurs when something passes from one state or phase to another1
    • the change was intended to increase sales1
    • this storm is certainly a change for the worse1
  6. the result of alteration or modification1
    • there were marked changes in the lining of the lungs1
    • there had been no change in the mountains1
  7. money received in return for its equivalent in a larger denomination or a different currency1
    • he got change for a twenty and used it to pay the taxi driver1
  8. the balance of money received when the amount you tender is greater than the amount due1
    • I paid with a twenty and pocketed the change1
  9. coins of small denomination regarded collectively1
    • he had a pocketful of change1
  10. a relational difference between states; especially between states before and after some event1
    • he attributed the change to their marriage1
  11. undergo a change; become different in essence; losing one's or its original nature1
    • She changed completely as she grew older1
    • The weather changed last night1
  12. become different in some particular way, without permanently losing one's or its former characteristics or essence1
    • her mood changes in accordance with the weather1
  13. exchange or replace with another, usually of the same kind or category1
    • He changed his name1
  14. remove or replace the coverings of1
    • Father had to learn how to change the baby1
    • After each guest we changed the bed linens1
  15. change clothes; put on different clothes1
  16. lay aside, abandon, or leave for another1
    • The car changed lanes1
  17. become deeper in tone1
    • His voice began to change when he was 12 years old1
  18. change from one vehicle or transportation line to another1
    • She changed in Chicago on her way to the East coast1
  19. give to, and receive from, one another1
    • Would you change places with me?1
  20. cause to change; make different; cause a transformation1
    • The discussion has changed my thinking about the issue1
  21. To modify the value of a property or attribute.2

Wiktionary: change

change
verb
  1. to transfer to another vehicle
  2. to replace one's own clothing
  3. to replace
  4. to make something into something different
  5. to become something different
noun
  1. money given back
  2. a replacement
  3. small denominations of money given in exchange for a larger denomination
  4. the process of becoming different
change
noun
  1. geld in kleine coupures, vooral in munten
  2. iets dat anders is geworden
  3. geld dat men terugontvangt bij het inwisselen van groot geld of na een betaling met een groter bedrag dan men verschuldigd is
verb
  1. andere kleren aandoen
  2. van de ene toestand in de andere veranderen
  3. zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt
  4. zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt
  5. zodanig aan iets werken dat het anders wordt
  6. (inergatief) veranderen
Cross Translation:
FromToVia
• change → verandering ↔ Veränderung — Vorgang des verändern
• change → verandering ↔ Wandel — Veränderung; Übergang von einem Zustand zu einem anderen
• change → wisselgeld ↔ Wechselgeld — umgangssprachlich: Kleingeld
• change → wisselgeld ↔ Wechselgeld — das Geld, das man bei einer unpassenden (mehr als der Warenwert) Barzahlung vom Verkäufer (abzüglich des Warenwerts) erhält
• change → ommekeer ↔ Wende — Geschichte, Gesellschaft: einschneidende Veränderung, Umbruch
• change → afwisseling ↔ Abwechslung — Unterbrechung der Eintönigkeit, der Routine, des Üblichen
• change → verandering ↔ Änderung — Wechsel eines Zustandes; etwas wird anders; etwas verändert sich
• change → kentering; verandering; keer; verloop ↔ altération — physique|fr chimie|fr changement dans l’état d’une chose.
• change → verandering ↔ changement — action de changer ou résultat de cette action.
• change → wijziging ↔ modification — changement apporté.
• change → geld; poen ↔ monnaie — économie|fr unité de mesure de la valeur et d’échange commercial (généralement émise par une institution officielle).
• change → verandering; verzetting; wijziging; wisseling; keer; omkeer; kentering; verloop; vervorming; transformatie; omvorming; omzetting; hervorming; gedaanteverwisseling; metamorfose; gedaanteverandering; herschepping; aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie ↔ transformation — action de transformer.
• change → veranderen; vermaken; wisselen ↔ transformer — métamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment.

User Translations:
Word Translation Votes
changeable wijzigbaar 4
changeable veranderbaar 4

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van changeable







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1713 seconde
Page rendered in 1.0 seconds