Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- certified:
- certify:
-
Wiktionary:
- certify → certificeren
- certify → attesteren, certificeren, getuigen, betuigen, verzekeren, aantonen, adstrueren, bewijzen, staven, uitwijzen, waarmaken
Engels
Uitgebreide vertaling voor certified (Engels) in het Nederlands
certified:
-
certified (qualified; skilled; competent)
gekwalificeerd; gediplomeerd-
gekwalificeerd bijvoeglijk naamwoord
-
gediplomeerd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor certified:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gediplomeerd | certified; competent; qualified; skilled | |
gekwalificeerd | certified; competent; qualified; skilled | |
- | certifiable; qualified |
Verwante woorden van "certified":
Synoniemen voor "certified":
Antoniemen van "certified":
Verwante definities voor "certified":
certified vorm van certify:
Conjugations for certify:
present
- certify
- certify
- certifies
- certify
- certify
- certify
simple past
- certified
- certified
- certified
- certified
- certified
- certified
present perfect
- have certified
- have certified
- has certified
- have certified
- have certified
- have certified
past continuous
- was certifying
- were certifying
- was certifying
- were certifying
- were certifying
- were certifying
future
- shall certify
- will certify
- will certify
- shall certify
- will certify
- will certify
continuous present
- am certifying
- are certifying
- is certifying
- are certifying
- are certifying
- are certifying
subjunctive
- be certified
- be certified
- be certified
- be certified
- be certified
- be certified
diverse
- certify!
- let's certify!
- certified
- certifying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor certify:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
waarmerken | hall-mark; stamps; trading stamps | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekrachtigen | assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold | bear out; confirm; ratify; seal; support; uphold; validate |
bestempelen | assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold | call; mention; name; stamp one's foot |
certificeren | assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold | |
merken | assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold | attend; brand; check; feel; mark; mark with a cross; notice; observe; perceive; see; sense; signal; tick; witness |
waarmerken | assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold | acknowledge viability; hallmark |
- | attest; demonstrate; endorse; evidence; indorse; licence; license; manifest | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | attest |
Verwante woorden van "certify":
Synoniemen voor "certify":
Antoniemen van "certify":
Verwante definities voor "certify":
Wiktionary: certify
certify
Cross Translation:
verb
-
het officieel verklaren dat iets geldig is of voldoet aan een norm (zwart op wit geven)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• certify | → attesteren | ↔ attestieren — (transitiv) etwas bescheinigen, jemandem etwas zugestehen |
• certify | → certificeren; getuigen | ↔ attester — certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit. |
• certify | → betuigen; verzekeren | ↔ certifier — Témoigner qu’une chose est vraie. |
• certify | → aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken; certificeren; getuigen | ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante. |
• certify | → certificeren; getuigen | ↔ témoigner — porter témoignage, servir de témoin. |
Computer vertaling door derden: