Engels

Uitgebreide vertaling voor cede (Engels) in het Nederlands

cede:

to cede werkwoord (cedes, ceded, ceding)

  1. to cede (yield)
    afstaan; overgeven
    • afstaan werkwoord (sta af, staat af, stond af, stonden af, afgestaan)
    • overgeven werkwoord (geef over, geeft over, gaf over, gaven over, overgegeven)

Conjugations for cede:

present
  1. cede
  2. cede
  3. cedes
  4. cede
  5. cede
  6. cede
simple past
  1. ceded
  2. ceded
  3. ceded
  4. ceded
  5. ceded
  6. ceded
present perfect
  1. have ceded
  2. have ceded
  3. has ceded
  4. have ceded
  5. have ceded
  6. have ceded
past continuous
  1. was ceding
  2. were ceding
  3. was ceding
  4. were ceding
  5. were ceding
  6. were ceding
future
  1. shall cede
  2. will cede
  3. will cede
  4. shall cede
  5. will cede
  6. will cede
continuous present
  1. am ceding
  2. are ceding
  3. is ceding
  4. are ceding
  5. are ceding
  6. are ceding
subjunctive
  1. be ceded
  2. be ceded
  3. be ceded
  4. be ceded
  5. be ceded
  6. be ceded
diverse
  1. cede!
  2. let's cede!
  3. ceded
  4. ceding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor cede:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstaan delivery; yielding
overgeven barfing; puking; surrendering; vomiting; yielding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstaan cede; yield
overgeven cede; yield be sick; bring up; capitulate; delate; deliver up; extend; give; give to; give up; hand; hand oneself in; hand oneself over to; hand over; offer; pass; present with; puke; regurgigate; spew; spew out; surrender; throw up; upchuck; vomit
- concede; deliver; give up; grant; surrender; yield

Verwante woorden van "cede":


Synoniemen voor "cede":


Verwante definities voor "cede":

  1. relinquish possession or control over1
  2. give over; surrender or relinquish to the physical control of another1

Wiktionary: cede

cede
verb
  1. give up

Cross Translation:
FromToVia
cede afstand doen van; opgeven; uitvallen; in de steek laten; laten varen; verlaten; toegeven; afstaan; wijken abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
cede zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
cede toegeven; afstaan; wijken céder — Laisser, abandonner une chose à quelqu’un.
cede achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken reculertirer ou pousser un objet en arrière.