Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- cede:
-
Wiktionary:
- cede → opgeven, aftreden, uit de weg gaan
- cede → afstand doen van, opgeven, uitvallen, in de steek laten, laten varen, verlaten, toegeven, afstaan, wijken, zich onderwerpen, afleggen, prijsgeven, afstand doen, abdiceren, abdiqueren, aftreden, achteruitlopen, terugdeinzen, teruggaan, achteruitgaan, terrein verliezen, teruglopen, verlopen, aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven
Engels
Uitgebreide vertaling voor cede (Engels) in het Nederlands
cede:
-
to cede (yield)
Conjugations for cede:
present
- cede
- cede
- cedes
- cede
- cede
- cede
simple past
- ceded
- ceded
- ceded
- ceded
- ceded
- ceded
present perfect
- have ceded
- have ceded
- has ceded
- have ceded
- have ceded
- have ceded
past continuous
- was ceding
- were ceding
- was ceding
- were ceding
- were ceding
- were ceding
future
- shall cede
- will cede
- will cede
- shall cede
- will cede
- will cede
continuous present
- am ceding
- are ceding
- is ceding
- are ceding
- are ceding
- are ceding
subjunctive
- be ceded
- be ceded
- be ceded
- be ceded
- be ceded
- be ceded
diverse
- cede!
- let's cede!
- ceded
- ceding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor cede:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afstaan | delivery; yielding | |
overgeven | barfing; puking; surrendering; vomiting; yielding | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afstaan | cede; yield | |
overgeven | cede; yield | be sick; bring up; capitulate; delate; deliver up; extend; give; give to; give up; hand; hand oneself in; hand oneself over to; hand over; offer; pass; present with; puke; regurgigate; spew; spew out; surrender; throw up; upchuck; vomit |
- | concede; deliver; give up; grant; surrender; yield |
Verwante woorden van "cede":
Synoniemen voor "cede":
Verwante definities voor "cede":
Wiktionary: cede
cede
Cross Translation:
verb
-
give up
- cede → opgeven; aftreden; uit de weg gaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cede | → afstand doen van; opgeven; uitvallen; in de steek laten; laten varen; verlaten; toegeven; afstaan; wijken | ↔ abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à. |
• cede | → zich onderwerpen; afleggen; opgeven; prijsgeven; toegeven; afstaan; wijken; afstand doen; abdiceren; abdiqueren; aftreden; afstand doen van | ↔ abdiquer — renoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions. |
• cede | → toegeven; afstaan; wijken | ↔ céder — Laisser, abandonner une chose à quelqu’un. |
• cede | → achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken | ↔ reculer — tirer ou pousser un objet en arrière. |