Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal candy

Vertaal candy van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. candy:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor candy (Engels) in het Nederlands

candy:

candy [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the candy
    de snoep
    • snoep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the candy
    de kandij
    • kandij [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the candy
    het snoepgoed
  4. the candy (confectionery; sweets; sweetmeats; sweetie; sweet)
    de snoepjes; het snoepgoed; het lekkers; de zoetigheid
  5. the candy (sweetest; treasure; sweetheart; )
    het schatje; het poepje; liefste; het liefje; de schat; lieve; de schattebout; het scheetje; het duifje; de beminde; de snoes
    • schatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • poepje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liefste [znw.] zelfstandig naamwoord
    • liefje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lieve [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schattebout [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scheetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duifje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • beminde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. the candy (confectionery; sweets)
    het suikerwerk; het suikergoed

to candy werkwoord (candies, candied, candying)

  1. to candy
    konfijten
    • konfijten werkwoord (konfijt, konfijtte, konfijtten, gekonfijt)
  2. to candy (sweeten; sugar; make sweet)
    zoeten; zoetmaken
    • zoeten werkwoord (zoet, zoette, zoetten, gezoet)
    • zoetmaken werkwoord (maak zoet, maakt zoet, maakte zoet, maakten zoet, zoet gemaakt)
  3. to candy (crystallize; crystalise; crystalize; crystallise)
    versuikeren
    • versuikeren werkwoord (versuiker, versuikert, versuikerde, versuikerden, versuikerd)

Conjugations for candy:

present
  1. candy
  2. candy
  3. candies
  4. candy
  5. candy
  6. candy
simple past
  1. candied
  2. candied
  3. candied
  4. candied
  5. candied
  6. candied
present perfect
  1. have candied
  2. have candied
  3. has candied
  4. have candied
  5. have candied
  6. have candied
past continuous
  1. was candying
  2. were candying
  3. was candying
  4. were candying
  5. were candying
  6. were candying
future
  1. shall candy
  2. will candy
  3. will candy
  4. shall candy
  5. will candy
  6. will candy
continuous present
  1. am candying
  2. are candying
  3. is candying
  4. are candying
  5. are candying
  6. are candying
subjunctive
  1. be candied
  2. be candied
  3. be candied
  4. be candied
  5. be candied
  6. be candied
diverse
  1. candy!
  2. let's candy!
  5. candied
  6. candying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor candy:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beminde beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure beloved; darling; dearest; deary; hearts desire; ladylove; love; lover; mistress; sweetheart; young man
duifje beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure
kandij candy
lekkers candy; confectionery; sweet; sweetie; sweetmeats; sweets snack
liefje beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure beloved; cutie; darling; dear; dearest; deary; doll; ducky; hearts desire; lady-love; ladylove; love; lover; peach; sweet; sweetheart; sweetie; young man
liefste beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure beloved; darling; dearest; deary; hearts desire; ladylove; love; lover; sweetheart; young man
lieve beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure
poepje beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure cutie; darling; dear; doll; ducky; peach; sweet; sweetie
schat beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure beloved; darling; dearest; deary; gem; hearts desire; ladylove; love; lover; sweetheart; treasure; young man
schatje beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure cutie; darling; dear; doll; ducky; love; peach; sweet; sweetie
schattebout beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure
scheetje beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure cutie; darling; dear; doll; ducky; peach; sweet; sweetie
snoep candy
snoepgoed candy; confectionery; sweet; sweetie; sweetmeats; sweets
snoepjes candy; confectionery; sweet; sweetie; sweetmeats; sweets
snoes beloved; candy; darling; dear; dearest; deary; honey; love; peach; sugar; sweet; sweetest; sweetheart; sweetie; treasure beloved; darling; dear; dearest; deary; hearts desire; ladylove; love; lover; sweetheart; young man
suikergoed candy; confectionery; sweets
suikerwerk candy; confectionery; sweets
zoetigheid candy; confectionery; sweet; sweetie; sweetmeats; sweets snack
- confect
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
konfijten candy
versuikeren candy; crystalise; crystalize; crystallise; crystallize
zoeten candy; make sweet; sugar; sweeten
zoetmaken candy; make sweet; sugar; sweeten
- glaze; sugarcoat
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- sweet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beminde well beloved
lieve dear

Verwante woorden van "candy":


Synoniemen voor "candy":

  • confect; sweet; confection
  • sugarcoat; glaze; sweeten; dulcify; edulcorate; dulcorate

Verwante definities voor "candy":

  1. a rich sweet made of flavored sugar and often combined with fruit or nuts1
  2. coat with something sweet, such as a hard sugar glaze1

Wiktionary: candy

candy
noun
  1. piece of candy
candy
verb
  1. plaatsen van levensmiddelen in suiker om deze te zoeten en te conserveren
noun
  1. voeding|nld lekkernij, gemaakt van suiker, gom, aromaat enz
Cross Translation:
FromToVia
• candy → snoepje ↔ Bonbon — eine beim Lutschen im Mund zergehende Süßigkeit
• candy → snoepgoed; snoep; zoetigheid ↔ Süßigkeit — meist Plural: Lebensmittel, die süß sind und als Naschzeug verwendet werden
• candy → bonbon ↔ bonbon — confiserie|fr sucrerie, friandise faite avec du sucre. Dans le langage des enfants, ce mot désigne toute sorte de friandise.
• candy → lekkernij; versnapering; snoep; snoepgoed; zoetigheid; zoet ↔ friandise — confiserie ou pâtisserie de petite taille.

Verwante vertalingen van candy







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0417 seconde
Page rendered in 1.0 seconds