Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- canceling:
- cancel:
-
Wiktionary:
- cancel → schrappen, annuleren, doorhalen, afbestellen, afzeggen, tenietdoen
- cancel → annuleren, breken, ongedaan maken, vrijspreken, absolveren, de absolutie geven, kwijtschelden, vereffenen, verrekenen, afbetalen, afschaffen, afgelasten, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen
Engels
Uitgebreide vertaling voor canceling (Engels) in het Nederlands
canceling:
-
the canceling
Vertaal Matrix voor canceling:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afzeggen | canceling | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afzeggen | abandon; annul; cancel; desist; drop out; hold up; postpone; pull out; quit; rescind |
Verwante woorden van "canceling":
cancel:
-
to cancel (annul; rescind)
annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten-
nietig verklaren werkwoord (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
-
to cancel (postpone; abandon; desist; hold up)
-
to cancel (neutralize; undo; unhitch; unpick; neutralise)
opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen werkwoord
-
nullificeren werkwoord
-
to cancel (abolish; nullify; annul; undo)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen werkwoord
-
nullificeren werkwoord
-
to cancel (delete; strike out)
-
to cancel (annul; nullify; undo)
-
to cancel
– To revoke an action. To quit an action without saving any changes that the action would result in. 1 -
to cancel
– To end the processing of a workflow instance by transitioning the instance to a completed state. The workflow executes cancellation handlers that enable you to perform additional actions such as error handling and compensation. 1
Conjugations for cancel:
present
- cancel
- cancel
- cancels
- cancel
- cancel
- cancel
simple past
- canceled
- canceled
- canceled
- canceled
- canceled
- canceled
present perfect
- have canceled
- have canceled
- has canceled
- have canceled
- have canceled
- have canceled
past continuous
- was canceling
- were canceling
- was canceling
- were canceling
- were canceling
- were canceling
future
- shall cancel
- will cancel
- will cancel
- shall cancel
- will cancel
- will cancel
continuous present
- am canceling
- are canceling
- is canceling
- are canceling
- are canceling
- are canceling
subjunctive
- be canceled
- be canceled
- be canceled
- be canceled
- be canceled
- be canceled
diverse
- cancel!
- let's cancel!
- canceled
- canceling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor cancel:
Verwante woorden van "cancel":
Synoniemen voor "cancel":
Verwante definities voor "cancel":
Wiktionary: cancel
cancel
Cross Translation:
verb
cancel
verb
-
een besteld iets afzeggen
-
aangeven dat men niet gaat komen
-
iets afgelasten
-
tot niets terugbrengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cancel | → annuleren | ↔ annullieren — (transitiv) etwas auflösen, für ungültig erklären |
• cancel | → breken; ongedaan maken | ↔ etwas rückgängig machen — etwas in den vorigen Zustand versetzen |
• cancel | → vrijspreken; absolveren; de absolutie geven; kwijtschelden; vereffenen; verrekenen; afbetalen | ↔ acquitter — rendre quitte, libérer des dettes. Il se dit en parlant des personne et des choses. |
• cancel | → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen | ↔ annuler — rendre nul. |