Engels

Uitgebreide vertaling voor calculating (Engels) in het Nederlands

calculating:

calculating bijvoeglijk naamwoord

  1. calculating (shrewd; cunning; sly; dodgy)
    gewiekst; berekenend; gehaaid
  2. calculating (calculated)
    berekend; steeds op voordeel uit

Vertaal Matrix voor calculating:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berekend calculated; calculating
berekenend calculating; cunning; dodgy; shrewd; sly
gehaaid calculating; cunning; dodgy; shrewd; sly clever; cunning; false; low; mean; nasty; nimble; quick; sharp; shrewd; slippery; sly; smart; underhand; vicious; vile
gewiekst calculating; cunning; dodgy; shrewd; sly clever; cunning; false; low; mean; nasty; nimble; quick; sharp; shrewd; slippery; sly; smart; underhand; vicious; vile
- calculative; conniving; scheming; shrewd
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- estimating
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
steeds op voordeel uit calculated; calculating

Verwante woorden van "calculating":


Synoniemen voor "calculating":


Verwante definities voor "calculating":

  1. used of persons1
    • the most calculating and selfish men in the community1

calculate:

to calculate werkwoord (calculates, calculated, calculating)

  1. to calculate (estimate; compute; figure out)
    schatten; berekenen; ramen
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • berekenen werkwoord (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • ramen werkwoord (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
  2. to calculate (estimate)
    berekenen; begroten
    • berekenen werkwoord (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • begroten werkwoord (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  3. to calculate (take into account; bear something in mind)
    rekening houden met; incalculeren
  4. to calculate
    rekenen
    • rekenen werkwoord (reken, rekent, rekende, rekenden, gerekend)
  5. to calculate (draw up; figure out; value)
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen werkwoord (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen werkwoord (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken werkwoord (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren werkwoord (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen werkwoord (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  6. to calculate (estimate; assess)
    bepalen; inschatten; schatten; afwegen
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • inschatten werkwoord (schat in, schatte in, schatten in, ingeschat)
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  7. to calculate (estimate; compute; work out)
    schatten; ramen; begroten
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • ramen werkwoord (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
    • begroten werkwoord (begroot, begrootte, begrootten, begroot)

Conjugations for calculate:

present
  1. calculate
  2. calculate
  3. calculates
  4. calculate
  5. calculate
  6. calculate
simple past
  1. calculated
  2. calculated
  3. calculated
  4. calculated
  5. calculated
  6. calculated
present perfect
  1. have calculated
  2. have calculated
  3. has calculated
  4. have calculated
  5. have calculated
  6. have calculated
past continuous
  1. was calculating
  2. were calculating
  3. was calculating
  4. were calculating
  5. were calculating
  6. were calculating
future
  1. shall calculate
  2. will calculate
  3. will calculate
  4. shall calculate
  5. will calculate
  6. will calculate
continuous present
  1. am calculating
  2. are calculating
  3. is calculating
  4. are calculating
  5. are calculating
  6. are calculating
subjunctive
  1. be calculated
  2. be calculated
  3. be calculated
  4. be calculated
  5. be calculated
  6. be calculated
diverse
  1. calculate!
  2. let's calculate!
  3. calculated
  4. calculating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor calculate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen considering
bepalen declaring; decreeing; determine; dictating; ordering; prescribe; requiring
schatten darlings; loves; sweethearts
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen assess; calculate; estimate consider; regard; think it over; think out; think over; weigh; weigh carefully; weigh out
becijferen calculate; draw up; figure out; value
begroten calculate; compute; estimate; work out
bepalen assess; calculate; estimate define; determine; establish; identify; outline
berekenen calculate; compute; draw up; estimate; figure out; value
calculeren calculate; draw up; figure out; value
incalculeren bear something in mind; calculate; take into account negociate; negotiate
inschatten assess; calculate; estimate
ramen calculate; compute; estimate; figure out; work out devise; estimate
rekenen calculate
rekening houden met bear something in mind; calculate; take into account
schatten assess; calculate; compute; estimate; figure out; work out devise; estimate
uitrekenen calculate; draw up; figure out; value
uitwerken calculate; draw up; figure out; value compute; draw up; elaborate; work out
- account; aim; bet; cipher; compute; count; count on; cypher; depend; direct; estimate; figure; forecast; look; reckon; work out
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- work out

Verwante woorden van "calculate":


Synoniemen voor "calculate":


Verwante definities voor "calculate":

  1. make a mathematical calculation or computation1
  2. judge to be probable1
  3. have faith or confidence in1
  4. specifically design a product, event, or activity for a certain public1
  5. predict in advance1
  6. keep an account of1

Wiktionary: calculate

calculate
verb
  1. (intransitive) plan
  2. (intransitive) determine values or solutions
  3. (transitive) to determine value
calculate
verb
  1. uitrekenen
  2. door rekenen iets bepalen
  3. rekenen
  4. getallen manipuleren

Cross Translation:
FromToVia
calculate calculeren; rekenen; berekenen; tellen; uitrekenen calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
calculate calculeren; rekenen; berekenen; tellen; uitrekenen compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Verwante vertalingen van calculating