Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- butt in:
-
Wiktionary:
- butt in → inmengen, zich, moeien, onderbreken
Engels
Uitgebreide vertaling voor butt in (Engels) in het Nederlands
butt in:
-
to butt in (step in; interfere; intervene; mediate; intercede; interrupt; come between)
interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen-
interveniëren werkwoord (interveniëer, interveniëert, interveniëerde, interveniëerden, geïnterveniëerd)
-
interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
-
tussenbeide komen werkwoord (kom tussenbeide, komt tussenbeide, kwam tussenbeide, kwamen tussenbeide, tussenbeide gekomen)
-
to butt in (interrupt; intercede; break in)
onderbreken; interrumperen; in de rede vallen-
interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
-
in de rede vallen werkwoord (val in de rede, valt in de rede, viel in de rede, vielen in de rede, in de rede gevallen)
Conjugations for butt in:
present
- butt in
- butt in
- butts in
- butt in
- butt in
- butt in
simple past
- butted in
- butted in
- butted in
- butted in
- butted in
- butted in
present perfect
- have butted in
- have butted in
- has butted in
- have butted in
- have butted in
- have butted in
past continuous
- was butting in
- were butting in
- was butting in
- were butting in
- were butting in
- were butting in
future
- shall butt in
- will butt in
- will butt in
- shall butt in
- will butt in
- will butt in
continuous present
- am butting in
- are butting in
- is butting in
- are butting in
- are butting in
- are butting in
subjunctive
- be butted in
- be butted in
- be butted in
- be butted in
- be butted in
- be butted in
diverse
- butt in!
- let's butt in!
- butted in
- butting in
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor butt in:
Synoniemen voor "butt in":
Verwante definities voor "butt in":
Wiktionary: butt in
butt in
verb
-
join conversation
- butt in → inmengen; zich; moeien; onderbreken