Engels

Uitgebreide vertaling voor bursting (Engels) in het Nederlands

bursting:

bursting [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bursting (outbreak)
    de losbarsting

Vertaal Matrix voor bursting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
losbarsting bursting; outbreak
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- break; breaking; burst

Verwante woorden van "bursting":


burst:

burst bijvoeglijk naamwoord

  1. burst (impulsive)
    impulsief; in een opwelling

burst [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the burst (whim; spur of the moment; caprice)
    de opwelling; de vlaag; de aanval; de bevlieging
    • opwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vlaag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aanval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bevlieging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the burst (whiff; waft; gleam)
    de vleug
    • vleug [de ~] zelfstandig naamwoord

to burst werkwoord (bursts, bursted, bursting)

  1. to burst (explode; snap)
    ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • exploderen werkwoord (explodeer, explodeert, explodeerde, explodeerden, geëxplodeerd)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • klappen werkwoord (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
  2. to burst (shatter; crack)
    aan stukken springen
    • aan stukken springen werkwoord (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)

Conjugations for burst:

present
  1. burst
  2. burst
  3. bursts
  4. burst
  5. burst
  6. burst
simple past
  1. bursted
  2. bursted
  3. bursted
  4. bursted
  5. bursted
  6. bursted
present perfect
  1. have bursted
  2. have bursted
  3. has bursted
  4. have bursted
  5. have bursted
  6. have bursted
past continuous
  1. was bursting
  2. were bursting
  3. was bursting
  4. were bursting
  5. were bursting
  6. were bursting
future
  1. shall burst
  2. will burst
  3. will burst
  4. shall burst
  5. will burst
  6. will burst
continuous present
  1. am bursting
  2. are bursting
  3. is bursting
  4. are bursting
  5. are bursting
  6. are bursting
subjunctive
  1. be bursted
  2. be bursted
  3. be bursted
  4. be bursted
  5. be bursted
  6. be bursted
diverse
  1. burst!
  2. let's burst!
  3. bursted
  4. bursting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor burst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanval burst; caprice; spur of the moment; whim assault; attack; exploit; raid; run; rush; scaling; storming
bevlieging burst; caprice; spur of the moment; whim
klappen acclaim; applause; blows with the fist; cheer; cracks; ovation; physical violence; punch; smacks
opwelling burst; caprice; spur of the moment; whim caprice; impulse; whim
springen jumping; jumping down; jumping off; leaping
vlaag burst; caprice; spur of the moment; whim
vleug burst; gleam; waft; whiff
- explosion; fit; flare-up; fusillade; outburst; salvo; volley
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan stukken springen burst; crack; shatter
exploderen burst; explode; snap explode
klappen burst; explode; snap applaud; blab; chat; chatter; clap; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell
ontploffen burst; explode; snap blow to pieces; blow up; explode
springen burst; explode; snap blow to pieces; blow up; explode; hop up; jump; jump up; leap; leap up; make a little jump
uit elkaar spatten burst; explode; snap blow to pieces; blow up; explode
uit elkaar springen burst; explode; snap blow to pieces; blow up; explode
- abound; break; break open; bristle; bust; collapse; erupt; explode; split
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impulsief burst; impulsive
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- break; breaking; bursting; detonate; explode; explosion
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in een opwelling burst; impulsive

Verwante woorden van "burst":


Synoniemen voor "burst":


Antoniemen van "burst":


Verwante definities voor "burst":

  1. the act of exploding or bursting1
    • the burst of an atom bomb creates enormous radiation aloft1
  2. a sudden flurry of activity (often for no obvious reason)1
    • a burst of applause1
  3. rapid simultaneous discharge of firearms1
  4. a sudden intense happening1
    • a burst of lightning1
  5. burst outward, usually with noise1
  6. come open suddenly and violently, as if from internal pressure1
    • The bubble burst1
  7. break open or apart suddenly and forcefully1
    • The dam burst1
  8. emerge suddenly1
    • The sun burst into view1
  9. force out or release suddenly and often violently something pent up1
  10. move suddenly, energetically, or violently1
    • He burst out of the house into the cool night1
  11. cause to burst1
  12. be in a state of movement or action1
  13. Transfer of a block of data all at one time without a break. Certain microprocessors and certain buses have features that support various types of burst transfers.2

Wiktionary: burst

burst
verb
  1. to break from internal pressure
burst
verb
  1. heftig breken of uiteenspatten
  2. onder inwendige druk uit elkaar breken
noun
  1. een plotselinge windstoot

Cross Translation:
FromToVia
burst breken brechen — (intransitiv) äußerer Belastung nicht mehr standhalten können
burst klappen péter — Sens figuré : exploser
burst scherf; splinter; uitbarsting; schittering éclatpartie détacher brusquement d’un corps qui éclater.

Verwante vertalingen van bursting