Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor bulging (Engels) in het Nederlands

bulging:

bulging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bulging
    de bobbel; de uitstulping; de uitpuiling
  2. the bulging (sticking out; protruding)
    uitsteken

Vertaal Matrix voor bulging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bobbel bulging bruise; bump; curving; hump; knob; lump; obstacle; rounding; swelling; swollen spot
uitpuiling bulging
uitsteken bulging; protruding; sticking out
uitstulping bulging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitsteken attract attention; be conspicuous; jut out; leap out; outshine; prance; protrude; show off; stand out; stick out
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bellied; bellying; bulbous; bulgy; convex; protuberant
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bulged; convex; larded; studded
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitsteken leaps out at you; obvious; outstanding; prominent; sticks out

Verwante woorden van "bulging":


Synoniemen voor "bulging":

  • convex; bell-shaped; biconvex; convexo-convex; lenticular; lentiform; broken-backed; hogged; convexo-concave; gibbous; gibbose; helmet-shaped; nipple-shaped; planoconvex; umbellate; umbel-like; protrusive
  • bellied; bellying; bulbous; bulgy; protuberant; protrusive

Antoniemen van "bulging":


Verwante definities voor "bulging":

  1. curving or bulging outward1
  2. curving outward1

bulging vorm van bulge:

bulge bijvoeglijk naamwoord

  1. bulge (round; plump; rotund)
    bol; bolstaand

bulge [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bulge (sag)
    de verzakking; de uitzakking
  2. the bulge (bump)
    de hobbel
    • hobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to bulge werkwoord (bulges, bulged, bulging)

  1. to bulge (swell up)
    opzwellen; zwellen
    • opzwellen werkwoord (zwel op, zwelt op, zwol op, zwollen op, opgezwollen)
    • zwellen werkwoord (zwel, zwelt, zwol, zwollen, gezwollen)
  2. to bulge (bulge out; pop)
    uitpuilen; puilen
    • uitpuilen werkwoord (puil uit, puilt uit, puilde uit, puilden uit, uitgepuild)
    • puilen werkwoord (puil, puilt, puilde, puilden, gepuild)
  3. to bulge (sag; bulge out)
    uitzakken; gaan hangen

Conjugations for bulge:

present
  1. bulge
  2. bulge
  3. bulges
  4. bulge
  5. bulge
  6. bulge
simple past
  1. bulged
  2. bulged
  3. bulged
  4. bulged
  5. bulged
  6. bulged
present perfect
  1. have bulged
  2. have bulged
  3. has bulged
  4. have bulged
  5. have bulged
  6. have bulged
past continuous
  1. was bulging
  2. were bulging
  3. was bulging
  4. were bulging
  5. were bulging
  6. were bulging
future
  1. shall bulge
  2. will bulge
  3. will bulge
  4. shall bulge
  5. will bulge
  6. will bulge
continuous present
  1. am bulging
  2. are bulging
  3. is bulging
  4. are bulging
  5. are bulging
  6. are bulging
subjunctive
  1. be bulged
  2. be bulged
  3. be bulged
  4. be bulged
  5. be bulged
  6. be bulged
diverse
  1. bulge!
  2. let's bulge!
  3. bulged
  4. bulging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bulge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol ball; earth; globe; head; head of a human being; pellet; sphere
hobbel bulge; bump bump; knob; obstacle
uitzakking bulge; sag
verzakking bulge; sag
zwellen rising; swelling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gaan hangen bulge; bulge out; sag
opzwellen bulge; swell up expand; swell
puilen bulge; bulge out; pop
uitpuilen bulge; bulge out; pop
uitzakken bulge; bulge out; sag bulge out; sag
zwellen bulge; swell up
- bag; bug out; bulge out; bulk; come out; pop; pop out; pouch; protrude; start
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol bulge; plump; rotund; round circular; globular; plump; rotund; round; spherical
bolstaand bulge; plump; rotund; round bulgy
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- protuberance

Verwante woorden van "bulge":


Synoniemen voor "bulge":


Verwante definities voor "bulge":

  1. cause to bulge or swell outwards1
  2. swell or protrude outwards1
    • His stomach bulged after the huge meal1
  3. bulge outward1
  4. bulge out; form a bulge outward, or be so full as to appear to bulge1

Wiktionary: bulge

bulge
noun
  1. Something sticking out

Cross Translation:
FromToVia
bulge bult; opzwelling; bochel; knobbel; knoest; knol bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.

Verwante vertalingen van bulging