Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- brighten:
-
bright:
- blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig; clever; slim; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter; verstandig; wijselijk; wijs; bedachtzaam; raadzaam; weldenkend; zinnig; correct; doordacht; nadenkend; trendy; modieus; hip; flitsend; snel; vlot; adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak; duidelijk; aanschouwelijk; knap; leuk om te zien; kleurrijk; glimmend; blinkend; intelligent; zo klaar als een klontje; flagrant; overduidelijk; zonneklaar; bloeiend; spiritueus
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor brighten (Engels) in het Nederlands
brighten:
-
to brighten (clear up; enlighten; clarify)
-
to brighten (make happy; delight; gladden; charm; cheer; enchant; ravish; fascinate)
verheugd; verblijden; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken-
verheugd werkwoord
-
in verrukking brengen werkwoord (breng in verrukking, brengt in verrukking, bracht in verrukking, brachten in verrukking, in verrukking gebracht)
-
-
to brighten (spruce up; cheer up)
Conjugations for brighten:
present
- brighten
- brighten
- brightens
- brighten
- brighten
- brighten
simple past
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
present perfect
- have brightened
- have brightened
- has brightened
- have brightened
- have brightened
- have brightened
past continuous
- was brightening
- were brightening
- was brightening
- were brightening
- were brightening
- were brightening
future
- shall brighten
- will brighten
- will brighten
- shall brighten
- will brighten
- will brighten
continuous present
- am brightening
- are brightening
- is brightening
- are brightening
- are brightening
- are brightening
subjunctive
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
diverse
- brighten!
- let's brighten!
- brightened
- brightening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor brighten:
Verwante woorden van "brighten":
Synoniemen voor "brighten":
Antoniemen van "brighten":
Verwante definities voor "brighten":
brighten vorm van bright:
-
bright (cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre)
– characterized by happiness or gladness 1blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig-
blijmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
vrolijk bijvoeglijk naamwoord
-
levendig bijvoeglijk naamwoord
-
opgetogen bijvoeglijk naamwoord
-
zonnig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
opgewekt bijvoeglijk naamwoord
-
uitgelaten bijvoeglijk naamwoord
-
fideel bijvoeglijk naamwoord
-
jolig bijvoeglijk naamwoord
-
monter bijvoeglijk naamwoord
-
dartel bijvoeglijk naamwoord
-
kwiek bijvoeglijk naamwoord
-
welgemoed bijvoeglijk naamwoord
-
wakker bijvoeglijk naamwoord
-
fleurig bijvoeglijk naamwoord
-
blijgeestig bijvoeglijk naamwoord
-
blij bijvoeglijk naamwoord
-
opgeruimd bijvoeglijk naamwoord
-
geestig bijvoeglijk naamwoord
-
kleurig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (astute; clever; intelligent; wise; ingenious; sagacious; smart; skilful; sly; wily; crafty; shrewd; skillful)
– characterized by quickness and ease in learning 1 -
bright (sensible; wise; right-thinking; sane; clever; intelligent; smart)
– characterized by quickness and ease in learning 1verstandig; wijselijk; wijs; bedachtzaam; raadzaam; weldenkend; zinnig; correct; doordacht; pienter; nadenkend-
verstandig bijvoeglijk naamwoord
-
wijselijk bijwoord
-
wijs bijvoeglijk naamwoord
-
bedachtzaam bijvoeglijk naamwoord
-
raadzaam bijvoeglijk naamwoord
-
weldenkend bijvoeglijk naamwoord
-
zinnig bijvoeglijk naamwoord
-
correct bijvoeglijk naamwoord
-
doordacht bijvoeglijk naamwoord
-
pienter bijvoeglijk naamwoord
-
nadenkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (trendy; fashionable; spry; nimble; sprightly; dapper; worldly minded)
-
bright (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; sharp)
– characterized by quickness and ease in learning 1 -
bright (clear; distinct; clear-cut; graphic)
-
bright (handsome; smart)
-
bright (colourful; cheerful; florid; colorful)
– having striking color 1 -
bright (shiny; reflective; shining; phosphorescent)
– emitting or reflecting light readily or in large amounts 1 -
bright (intelligent; smart; knowledgable; wise; sensible; brainy; clever; sharp; brilliant)
– characterized by quickness and ease in learning 1intelligent; pienter; schrander-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
pienter bijvoeglijk naamwoord
-
schrander bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (evident; obvious; clarifying; as clear as plain day-light; distinct; transparent; clear-cut; clear; flagrant; manifest; clear as daylight; luminous; as plain as day; cooked; done)
zo klaar als een klontje; duidelijk; flagrant; overduidelijk; zonneklaar-
zo klaar als een klontje bijvoeglijk naamwoord
-
duidelijk bijvoeglijk naamwoord
-
flagrant bijvoeglijk naamwoord
-
overduidelijk bijvoeglijk naamwoord
-
zonneklaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (colourful; blooming; florid; flowered; cheerful; colorful)
– having striking color 1 -
bright (smart; clever; sharp)
-
bright (spirituous; lively; ardent; spirited)
spiritueus-
spiritueus bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bright:
Verwante woorden van "bright":
Synoniemen voor "bright":
Antoniemen van "bright":
Verwante definities voor "bright":
Wiktionary: bright
bright
Cross Translation:
adjective
bright
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bright | → klaar; hel; helder; licht; lichtend; duidelijk; uitgesproken; zuiver | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• bright | → briljant; glanzend; lumineus; schitterend | ↔ luisant — Qui luire, qui jeter quelque lumière. |
• bright | → helder; licht; lichtend | ↔ lumineux — Qui a, qui jette de la lumière. |