Engels
Uitgebreide vertaling voor breeder (Engels) in het Nederlands
breeder:
-
the breeder (raiser)
-
the breeder (grower; cultivator)
Vertaal Matrix voor breeder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fokker | breeder; raiser | |
kweker | breeder; cultivator; grower | |
teler | breeder; cultivator; grower | |
- | stock breeder |
Verwante woorden van "breeder":
Synoniemen voor "breeder":
Verwante definities voor "breeder":
breeder vorm van breed:
-
to breed (cultivate; raise; rear)
-
to breed (cultivate; clone)
kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken-
procreëren werkwoord
Conjugations for breed:
present
- breed
- breed
- breeds
- breed
- breed
- breed
simple past
- bred
- bred
- bred
- bred
- bred
- bred
present perfect
- have bred
- have bred
- has bred
- have bred
- have bred
- have bred
past continuous
- was breeding
- were breeding
- was breeding
- were breeding
- were breeding
- were breeding
future
- shall breed
- will breed
- will breed
- shall breed
- will breed
- will breed
continuous present
- am breeding
- are breeding
- is breeding
- are breeding
- are breeding
- are breeding
subjunctive
- be bred
- be bred
- be bred
- be bred
- be bred
- be bred
diverse
- breed!
- let's breed!
- bred
- breeding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor breed:
Verwante woorden van "breed":
Synoniemen voor "breed":
Verwante definities voor "breed":
Wiktionary: breed
breed
Cross Translation:
noun
breed
-
all animals or plants of the same species or subspecies
- breed → variëteit
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• breed | → ras | ↔ Rasse — Biologie: Untergruppe einer Art mit besonders vielen gemeinsamen phänotypischen Merkmalen |
• breed | → teelt | ↔ Zucht — durch [1] entstandene Pflanzen oder Tiere |
• breed | → kweken | ↔ züchten — vermehren |
• breed | → dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden | ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire. |
• breed | → beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen; fokken; opfokken | ↔ élever — Traductions à trier suivant le sens |