Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- breach:
-
Wiktionary:
- breach → breuk, schending, breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken, intrappen, verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren, bres, gaping, opening
Engels
Uitgebreide vertaling voor breach (Engels) in het Nederlands
breach:
-
the breach
Vertaal Matrix voor breach:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bres | breach | |
gat | breach | anus; arse; cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hamlet; hole; interstice; leak; leakage; opening; saving |
opening | breach | beginning; cavity; cleft; commencement; cranny; crevice; cut-away; ditch; doorway; fissure; gap; gash; groove; hole; interstice; notch; opening; outset; recess; saving; slit; slot; space; split; start; trench |
- | break; falling out; rift; rupture; severance | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | break; gap; go against; infract; offend; transgress; violate |
Verwante woorden van "breach":
Synoniemen voor "breach":
Antoniemen van "breach":
Verwante definities voor "breach":
Wiktionary: breach
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• breach | → breuk | ↔ Bruch — das körperliche Brechen, Zertrennen eines Gegenstandes; Materials; der Ort des Brechens; ein Auseinandergehen, Trennen im weitesten Sinne von Gegenständen, Materialien, Verbindungen, Zusammenschlüssen |
• breach | → breuk | ↔ Bruch — ein einhalten einer Vereinbarung, Vertrages, Übereinkunft |
• breach | → schending | ↔ Verstoß — Nichteinhaltung, Übertretung eines Gesetzes, einer Norm oder Abmachung |
• breach | → breken; afbreken; doorbreken; schenden; stukbreken; verbreken; intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• breach | → bres; gaping; opening | ↔ brèche — Traductions à trier suivant le sens |