Engels

Uitgebreide vertaling voor blow up (Engels) in het Nederlands

blow up:

to blow up werkwoord (blows up, blowing up)

  1. to blow up (exaggerate; blow out of proportions; overdo)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; iets overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
  2. to blow up (exaggerate; overdo; heighten)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven werkwoord (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)
  3. to blow up (explode; blow to pieces)
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
  4. to blow up
    opwaaien
    • opwaaien werkwoord (waai op, waait op, waaide op, waaiden op, opgewaaid)
  5. to blow up (burst out; set in)
    losbreken; zich met geweld losbreken

Conjugations for blow up:

present
  1. blow up
  2. blow up
  3. blows up
  4. blow up
  5. blow up
  6. blow up
present perfect
  1. have blown up
  2. have blown up
  3. has blown up
  4. have blown up
  5. have blown up
  6. have blown up
past continuous
  1. was blowing up
  2. were blowing up
  3. was blowing up
  4. were blowing up
  5. were blowing up
  6. were blowing up
future
  1. shall blow up
  2. will blow up
  3. will blow up
  4. shall blow up
  5. will blow up
  6. will blow up
continuous present
  1. am blowing up
  2. are blowing up
  3. is blowing up
  4. are blowing up
  5. are blowing up
  6. are blowing up
subjunctive
  1. be blown up
  2. be blown up
  3. be blown up
  4. be blown up
  5. be blown up
  6. be blown up
diverse
  1. blow up!
  2. let's blow up!
  3. blown up
  4. blowing up
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor blow up:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ploffen pops
springen jumping; jumping down; jumping off; leaping
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandikken blow out of proportions; blow up; exaggerate; heighten; overdo
iets overdreven voorstellen blow out of proportions; blow up; exaggerate; overdo
losbreken blow up; burst out; set in break loose; break open; crack; decode; force open; tear open
ontploffen blow to pieces; blow up; explode burst; explode; snap
opblazen blow out of proportions; blow up; exaggerate; heighten; overdo make or let explode
opkloppen blow out of proportions; blow up; exaggerate; heighten; overdo
opschroeven blow up; exaggerate; heighten; overdo force up; puff up
opwaaien blow up
overdreven voorstellen blow up; exaggerate; heighten; overdo
overdrijven blow out of proportions; blow up; exaggerate; heighten; overdo charge; over-act
ploffen blow to pieces; blow up; explode flop down; plop down; plump down
springen blow to pieces; blow up; explode burst; explode; hop up; jump; jump up; leap; leap up; make a little jump; snap
uit elkaar spatten blow to pieces; blow up; explode burst; explode; snap
uit elkaar springen blow to pieces; blow up; explode burst; explode; snap
zich met geweld losbreken blow up; burst out; set in
- aggrandise; aggrandize; amplify; detonate; dramatise; dramatize; embellish; embroider; enlarge; expand; explode; inflate; lard; magnify; pad; puff; puff out; puff up; set off
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
opblazen blast

Synoniemen voor "blow up":


Antoniemen van "blow up":


Verwante definities voor "blow up":

  1. make large1
    • blow up an image1
  2. to swell or cause to enlarge,1
  3. fill with gas or air1
  4. exaggerate or make bigger1
  5. burst and release energy as through a violent chemical or physical reaction1
  6. cause to burst with a violent release of energy1
  7. add details to1

Wiktionary: blow up

blow up
verb
  1. doen ontploffen
  2. op overdreven manier beschrijven

Cross Translation:
FromToVia
blow up verergeren; verslechteren; aandikken aggraverrendre plus grave.
blow up opblazen; doen zwellen gonfler — Augmenter de volume, faire saillir.
blow up opblazen gonfler — Copier une image dans un format supérieur.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van blow up