Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal blinker

Vertaal blinker van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

blinker:
- knipperlicht
blink:
- knipperen; met oogleden op en neer gaan
- knipoog; seintje; oogwenk
Wiktionary:
- blinker → richtingaanwijzer
- blink → flitsen, knipperen
- blink → knipperen

Engels

Uitgebreide vertaling voor blinker (Engels) in het Nederlands

blinker:

blinker [the ~] zelfstandig naamwoord

the blinker (indicator; strobe flash)
het knipperlicht
- knipperlicht [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blinker:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knipperlicht	blinker; indicator; strobe flash
-	blinder; flasher; trafficator; turn indicator; turn signal; winker

Verwante woorden van "blinker":

blinkers

Synoniemen voor "blinker":

flasher; light; light source
turn signal; turn indicator; trafficator; visual signal
winker; blinder; blind; screen
cover

Verwante definities voor "blinker":

a light that flashes on and off; used as a signal or to send messages¹
blind consisting of a leather eyepatch sewn to the side of the halter that prevents a horse from seeing something on either side¹
a blinking light on a motor vehicle that indicates the direction in which the vehicle is about to turn¹
put blinders on (a horse)¹

Wiktionary: blinker

Cross Translation:

From	To	Via
• blinker	→ richtingaanwijzer	↔ clignotant — Dispositif de sécurité, utilisé pour signaler aux autres usagers la direction que va prendre son véhicule.

blink:

to blink werkwoord (blinks, blinked, blinking)

to blink
knipperen; met oogleden op en neer gaan
- knipperen werkwoord (knipper, knippert, knipperde, knipperden, geknipperd)
- met oogleden op en neer gaan werkwoord

Conjugations for blink:

present

blink
blink
blinks
blink
blink
blink

simple past

blinked
blinked
blinked
blinked
blinked
blinked

present perfect

have blinked
have blinked
has blinked
have blinked
have blinked
have blinked

past continuous

was blinking
were blinking
was blinking
were blinking
were blinking
were blinking

future

shall blink
will blink
will blink
shall blink
will blink
will blink

continuous present

am blinking
are blinking
is blinking
are blinking
are blinking
are blinking

subjunctive

be blinked
be blinked
be blinked
be blinked
be blinked
be blinked

diverse

blink!
let's blink!
blinked
blinking

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

blink [the ~] zelfstandig naamwoord

the blink (wink)
de knipoog; het seintje; de oogwenk
- knipoog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- seintje [het ~] zelfstandig naamwoord
- oogwenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blink:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knipoog	blink; wink
oogwenk	blink; wink	moment; second
seintje	blink; wink
-	blinking; eye blink; nictation; nictitation; wink; winking
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knipperen	blink
met oogleden op en neer gaan	blink
-	blink away; flash; nictate; nictitate; twinkle; wink; winkle

Verwante woorden van "blink":

blinking, blinks

Synoniemen voor "blink":

eye blink; blinking; wink; winking; nictitation; nictation; reflex; instinctive reflex; innate reflex; inborn reflex; unconditioned reflex; physiological reaction
wink; nictitate; nictate; act involuntarily; act reflexively
blink away; suppress; stamp down; inhibit; subdue; conquer; curb
flash; twinkle; winkle; radiate

Verwante definities voor "blink":

a reflex that closes and opens the eyes rapidly¹
briefly shut the eyes¹
- The TV announcer never seems to blink¹
force to go away by blinking¹
gleam or glow intermittently¹
To flash on and off. Cursors, insertion points, menu choices, warning messages, and other displays on a computer screen that are intended to catch the eye are often made to blink. The rate of blinking in a graphical user interface can sometimes be controlled by the user.²

Wiktionary: blink

blink

verb

to flash headlights
- blink → flitsen
to close and reopen both eyes quickly
- blink → knipperen

Cross Translation:

From	To	Via
• blink	→ knipperen	↔ blinzeln — die Augen ganz kurz schließen und wieder öffnen