Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. blessing:
  2. bless:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor blessing (Engels) in het Nederlands

blessing:

blessing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the blessing (benediction; boon)
    de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
  2. the blessing
    de voorspoed; de zegening; de zegen; het heil; zegenen; gezegende toestand; de wijding
    • voorspoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zegening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zegen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
    • heil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zegenen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gezegende toestand [znw.] zelfstandig naamwoord
    • wijding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the blessing (benediction)
    de heilwens
    • heilwens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the blessing (consecration; devotion; ordination; sanctification; hallowing)
    de zegening; de heiliging; de wijding
    • zegening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heiliging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • wijding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blessing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gezegende toestand benediction; blessing; boon
heil benediction; blessing; boon affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being
heiliging blessing; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
heilwens benediction; blessing
voorspoed benediction; blessing; boon affluence; prosperity; wealth; welfare; well-being
wijding blessing; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
zaligheid benediction; blessing; boon bliss; delight; deliverance; happiness; kingdom of Heaven; liberation; redemption; release; rescue; salvation
zegen benediction; blessing; boon
zegenen benediction; blessing; boon
zegening benediction; blessing; boon; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
- approval; approving; benediction; boon; grace; thanksgiving
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zegenen bless; consecrate; sanctify

Verwante woorden van "blessing":


Synoniemen voor "blessing":


Antoniemen van "blessing":

  • disapproval

Verwante definities voor "blessing":

  1. the act of praying for divine protection1
  2. the formal act of approving1
    • he gave the project his blessing1
  3. a ceremonial prayer invoking divine protection1
  4. a short prayer of thanks before a meal1
  5. a desirable state1
    • enjoy the blessings of peace1

Wiktionary: blessing

blessing
noun
  1. pronouncement invoking divine aid
  2. good fortune
  3. (paganism) modern pagan ceremony
  4. divine or supernatural aid or reward

Cross Translation:
FromToVia
blessing zegen; zegening Segen — rituell geäußerter Wunsch um Gottes Gnade/Beistand für jemanden oder etwas

blessing vorm van bless:

to bless werkwoord (blesss, blessed, blessing)

  1. to bless (consecrate; sanctify)
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen werkwoord (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)

Conjugations for bless:

present
  1. bless
  2. bless
  3. blesss
  4. bless
  5. bless
  6. bless
simple past
  1. blessed
  2. blessed
  3. blessed
  4. blessed
  5. blessed
  6. blessed
present perfect
  1. have blessed
  2. have blessed
  3. has blessed
  4. have blessed
  5. have blessed
  6. have blessed
past continuous
  1. was blessing
  2. were blessing
  3. was blessing
  4. were blessing
  5. were blessing
  6. were blessing
future
  1. shall bless
  2. will bless
  3. will bless
  4. shall bless
  5. will bless
  6. will bless
continuous present
  1. am blessing
  2. are blessing
  3. is blessing
  4. are blessing
  5. are blessing
  6. are blessing
subjunctive
  1. be blessed
  2. be blessed
  3. be blessed
  4. be blessed
  5. be blessed
  6. be blessed
diverse
  1. bless!
  2. let's bless!
  3. blessed
  4. blessing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bless:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zegenen benediction; blessing; boon
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heiligen bless; consecrate; sanctify
inwijden bless; consecrate; sanctify inaugurate; initiate; instal; install
inzegenen bless; consecrate; sanctify
wijden bless; consecrate; sanctify
zegenen bless; consecrate; sanctify
- consecrate; hallow; sanctify; sign

Verwante woorden van "bless":


Synoniemen voor "bless":


Antoniemen van "bless":


Verwante definities voor "bless":

  1. give a benediction to1
    • The dying man blessed his son1
  2. render holy by means of religious rites1
  3. make the sign of the cross over someone in order to call on God for protection; consecrate1
  4. confer prosperity or happiness on1

Wiktionary: bless

bless
verb
  1. confer blessing on
bless
verb
  1. de zegen geven

Cross Translation:
FromToVia
bless wijden; zegenen; inzegenen; inwijden bénir — (religion) consacrer au culte, au service divin avec certaines cérémonies.