Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bickerer:
  2. bicker:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor bickerer (Engels) in het Nederlands

bickerer:

bickerer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bickerer (squabbler; wrangler; brawler; yapper; quarrelsome person)
    kibbelaar

Vertaal Matrix voor bickerer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kibbelaar bickerer; brawler; quarrelsome person; squabbler; wrangler; yapper

Verwante woorden van "bickerer":

  • bickerers

bicker:

to bicker werkwoord (bickers, bickered, bickering)

  1. to bicker (squabble)
    kibbelen
    • kibbelen werkwoord (kibbel, kibbelt, kibbelde, kibbelden, gekibbeld)
  2. to bicker (squabble)
    kibbelen; kiften
    • kibbelen werkwoord (kibbel, kibbelt, kibbelde, kibbelden, gekibbeld)
    • kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)
  3. to bicker (quarrel; make trouble; wrangle; altercate)
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken werkwoord (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen werkwoord
    • kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven werkwoord (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)

Conjugations for bicker:

present
  1. bicker
  2. bicker
  3. bickers
  4. bicker
  5. bicker
  6. bicker
simple past
  1. bickered
  2. bickered
  3. bickered
  4. bickered
  5. bickered
  6. bickered
present perfect
  1. have bickered
  2. have bickered
  3. has bickered
  4. have bickered
  5. have bickered
  6. have bickered
past continuous
  1. was bickering
  2. were bickering
  3. was bickering
  4. were bickering
  5. were bickering
  6. were bickering
future
  1. shall bicker
  2. will bicker
  3. will bicker
  4. shall bicker
  5. will bicker
  6. will bicker
continuous present
  1. am bickering
  2. are bickering
  3. is bickering
  4. are bickering
  5. are bickering
  6. are bickering
subjunctive
  1. be bickered
  2. be bickered
  3. be bickered
  4. be bickered
  5. be bickered
  6. be bickered
diverse
  1. bicker!
  2. let's bicker!
  3. bickered
  4. bickering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bicker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruzie maken arguing
- bickering; fuss; pettifoggery; spat; squabble; tiff
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kibbelen bicker; squabble
kiften altercate; bicker; make trouble; quarrel; squabble; wrangle
kijven altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
krakelen altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
ruzie maken altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
ruziën altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
twisten altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle altercate; argue; bending repeatedly; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
- brabble; niggle; pettifog; quibble; squabble

Verwante woorden van "bicker":


Synoniemen voor "bicker":


Verwante definities voor "bicker":

  1. a quarrel about petty points1
  2. argue over petty things1

Wiktionary: bicker

bicker
verb
  1. to quarrel in a tiresome manner
bicker