Engels

Uitgebreide vertaling voor bends (Engels) in het Nederlands

bends:

bends [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bends (arches; curves)
    de bogen
    • bogen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor bends:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bogen arches; bends; curves
- aeroembolism; air embolism; caisson disease; decompression sickness; gas embolism
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bogen boast; pride oneself on; take pride in

Verwante woorden van "bends":


Synoniemen voor "bends":

  • decompression sickness; aeroembolism; air embolism; gas embolism; caisson disease; illness; unwellness; malady; sickness

Verwante definities voor "bends":

  1. pain resulting from rapid change in pressure1

bends vorm van bend:

to bend werkwoord (bends, bended, bending)

  1. to bend (bow)
    buigen; krombuigen
  2. to bend (sag; give way)
    doorzakken; doorbuigen
    • doorzakken werkwoord (zak door, zakt door, zakte door, zakten door, doorgezakt)
    • doorbuigen werkwoord (buig door, buigt door, boog door, bogen door, doorgebogen)
  3. to bend (turn back; change)
    ombuigen; krom buigen; verbuigen
    • ombuigen werkwoord (buig om, buigt om, boog om, bogen om, omgebogen)
    • krom buigen werkwoord (buig krom, buigt krom, boog krom, bogen krom, krom gebogen)
    • verbuigen werkwoord (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)
  4. to bend
    ombuigen; doen buigen
  5. to bend (warp)
    kromtrekken; krombuigen
    • kromtrekken werkwoord (trek krom, trekt krom, trok krom, trokken krom, kromgetrokken)
    • krombuigen werkwoord

Conjugations for bend:

present
  1. bend
  2. bend
  3. bends
  4. bend
  5. bend
  6. bend
simple past
  1. bended
  2. bended
  3. bended
  4. bended
  5. bended
  6. bended
present perfect
  1. have bended
  2. have bended
  3. has bended
  4. have bended
  5. have bended
  6. have bended
past continuous
  1. was bending
  2. were bending
  3. was bending
  4. were bending
  5. were bending
  6. were bending
future
  1. shall bend
  2. will bend
  3. will bend
  4. shall bend
  5. will bend
  6. will bend
continuous present
  1. am bending
  2. are bending
  3. is bending
  4. are bending
  5. are bending
  6. are bending
subjunctive
  1. be bended
  2. be bended
  3. be bended
  4. be bended
  5. be bended
  6. be bended
diverse
  1. bend!
  2. let's bend!
  3. bended
  4. bending
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

bend [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bend (curve; curvature; camber)
    de bocht; de kromming; de ronding; de draai; de kronkel
    • bocht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kromming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ronding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • draai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kronkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the bend (turn; curve)
    de bocht; de kromming; de draai; de kromte
    • bocht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kromming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • draai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kromte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the bend (curve)
    de kromming; de buiging
    • kromming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • buiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bocht bend; camber; curvature; curve; turn caboodle; mayhem; mess; rot-gut; rubbish; trash
buiging bend; curve bending; bow; curtsy; tribute; twisting
draai bend; camber; curvature; curve; turn coil; inversion; joint; kink; loop; looping; perversion; rotation; slip knot; spiral; tag; torsion; turn; twist; twisting
kromming bend; camber; curvature; curve; turn
kromte bend; curve; turn
kronkel bend; camber; curvature; curve coil; joint; kink; loop; looping; perversion; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
ronding bend; camber; curvature; curve curving; rounding
verbuigen declension
- bend dexter; bending; crease; crimp; crook; curve; flexure; fold; plication; turn; twist
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buigen bend; bow arch; bow; bow in honour; curtsy; curve
doen buigen bend
doorbuigen bend; give way; sag
doorzakken bend; give way; sag
krom buigen bend; change; turn back arch; curve
krombuigen bend; bow; warp
kromtrekken bend; warp
ombuigen bend; change; turn back
verbuigen bend; change; turn back conjugate; decline; inflect
- bow; crouch; deflect; deform; flex; stoop; turn; turn away; twist

Verwante woorden van "bend":


Synoniemen voor "bend":


Antoniemen van "bend":


Verwante definities voor "bend":

  1. curved segment (of a road or river or railroad track etc.)1
  2. diagonal line traversing a shield from the upper right corner to the lower left1
  3. movement that causes the formation of a curve1
  4. a circular segment of a curve1
    • a bend in the road1
  5. an angular or rounded shape made by folding1
    • a bend of his elbow1
  6. cause (a plastic object) to assume a crooked or angular form1
    • bend the rod1
  7. bend a joint1
    • bend your knees1
  8. change direction1
    • The road bends1
  9. turn from a straight course, fixed direction, or line of interest1
  10. form a curve1
    • The stick does not bend1
  11. bend one's back forward from the waist on down1

Wiktionary: bend

bend
noun
  1. curve
  2. knot
verb
  1. to swing the body when rowing
  2. to tie a line
  3. to change the pitch
  4. to change direction
  5. to force to submit
  6. to become curved
  7. to cause to shape into a curve
bend
verb
  1. krommend vervormen
  2. tot een boog vervormen door een opgelegd gewicht

Cross Translation:
FromToVia
bend knoop Knoten — fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
bend buigen biegen — (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
bend curve; kromming courbe — Ligne dont la direction change de façon continue
bend buigen; krombuigen; krommen; verbuigen; doorbuigen; ombuigen courberrendre courbe.
bend buigen; doorbuigen; ombuigen fléchir — Faire ployer, courber.
bend buigen; doen overhellen; neigen; geneigd zijn; geneigd zijn tot inclinermettre dans une situation oblique, par rapport au plan de l’horizon.
bend buigen; doorbuigen; ombuigen ployerfléchir, courber.