Engels
Uitgebreide vertaling voor bellow (Engels) in het Nederlands
bellow:
-
to bellow (shriek; yell; shout; scream; cry out; roar)
brullen; uitroepen; uitschreeuwen; het uitgillen-
uitschreeuwen werkwoord (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
-
het uitgillen werkwoord
-
to bellow (bawl; shout; scream; yell; bark; roar; shriek; rant; rage; boom; cry out; cry)
-
to bellow (roar)
-
to bellow (shout; scream; shriek; yell; roar)
Conjugations for bellow:
present
- bellow
- bellow
- bellows
- bellow
- bellow
- bellow
simple past
- bellowed
- bellowed
- bellowed
- bellowed
- bellowed
- bellowed
present perfect
- have bellowed
- have bellowed
- has bellowed
- have bellowed
- have bellowed
- have bellowed
past continuous
- was bellowing
- were bellowing
- was bellowing
- were bellowing
- were bellowing
- were bellowing
future
- shall bellow
- will bellow
- will bellow
- shall bellow
- will bellow
- will bellow
continuous present
- am bellowing
- are bellowing
- is bellowing
- are bellowing
- are bellowing
- are bellowing
subjunctive
- be bellowed
- be bellowed
- be bellowed
- be bellowed
- be bellowed
- be bellowed
diverse
- bellow!
- let's bellow!
- bellowed
- bellowing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor bellow:
Verwante woorden van "bellow":
Synoniemen voor "bellow":
Verwante definities voor "bellow":
Wiktionary: bellow
bellow
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bellow | → schreeuwen; roepen; joelen; gieren; balken; blaten; brullen; grommen; hinniken; loeien | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |
• bellow | → manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen | ↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent. |