Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal belching

Vertaal belching van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. belching:
  2. belch:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor belching (Engels) in het Nederlands

belching:

belching [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the belching (burping; eructations)
    de oprispingen; de boeren
    • oprispingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • boeren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor belching:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeren belching; burping; eructations burping; farmers; peasants; provincials; rurals
oprispingen belching; burping; eructations
- belch; burp; burping; eructation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeren belch; burp; eructate; manage one's affairs

Verwante woorden van "belching":


Synoniemen voor "belching":


Verwante definities voor "belching":

  1. a reflex that expels gas noisily from the stomach through the mouth1
  2. the forceful expulsion of something from inside1
    • the belching of smoke from factory chimneys1

belching vorm van belch:

belch [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the belch (burp)
    de boer; de oprisping
    • boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oprisping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the belch (burp)
    het boertje; burp
    • boertje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • burp [znw.] zelfstandig naamwoord

to belch werkwoord (belches, belched, belching)

  1. to belch (burp; eructate)
    boeren; oprispen; burpen
    • boeren werkwoord (boer, boert, boerde, boerden, geboerd)
    • oprispen werkwoord (risp op, rispt op, rispte op, rispten op, opgerispt)
    • burpen werkwoord

Conjugations for belch:

present
  1. belch
  2. belch
  3. belches
  4. belch
  5. belch
  6. belch
simple past
  1. belched
  2. belched
  3. belched
  4. belched
  5. belched
  6. belched
present perfect
  1. have belched
  2. have belched
  3. has belched
  4. have belched
  5. have belched
  6. have belched
past continuous
  1. was belching
  2. were belching
  3. was belching
  4. were belching
  5. were belching
  6. were belching
future
  1. shall belch
  2. will belch
  3. will belch
  4. shall belch
  5. will belch
  6. will belch
continuous present
  1. am belching
  2. are belching
  3. is belching
  4. are belching
  5. are belching
  6. are belching
subjunctive
  1. be belched
  2. be belched
  3. be belched
  4. be belched
  5. be belched
  6. be belched
diverse
  1. belch!
  2. let's belch!
  5. belched
  6. belching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor belch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boer belch; burp Goth; agrarian; agricultral worker; agriculturist; barbarian; boor; churl; cultivator; farmer; peasant; rancher; rude fellow; rude person; tike; tyke
boeren belching; burping; eructations; farmers; peasants; provincials; rurals
boertje belch; burp burp
burp belch; burp burp
oprispen burping
oprisping belch; burp
- belching; burp; burping; eructation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeren belch; burp; eructate manage one's affairs
burpen belch; burp; eructate
oprispen belch; burp; eructate
- bubble; burp; eruct; erupt; extravasate

Verwante woorden van "belch":


Synoniemen voor "belch":


Verwante definities voor "belch":

  1. a reflex that expels gas noisily from the stomach through the mouth1
  2. expel gas from the stomach1
  3. become active and spew forth lava and rocks1

Wiktionary: belch

belch
noun
  1. sound one makes when belching
verb
  1. expel gas from the stomach through the mouth
Cross Translation:
FromToVia
• belch → boeren; oprispen ↔ roter — populaire|fr Faire un rot, des rots.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0272 seconde
Page rendered in 1.0 seconds