Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- examined:
- examine:
-
Wiktionary:
- examine → examineren, exploreren, onderzoeken
- examine → inzien, toetsen, keuren, ondervragen, exploreren, nagaan, onderzoeken, uitvissen, uitzoeken, vorsen, examineren, nakijken, nauwkeurig onderzoeken, toezicht houden, besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, aflezen, checken, controleren, surveilleren, toezien, acht slaan op, letten op, opletten, oppassen, passen op
Engels
Uitgebreide vertaling voor be examined (Engels) in het Nederlands
examined:
-
examined (tested)
-
examined (efficacious; tested)
beproefd; probaat; deugdelijk-
beproefd bijvoeglijk naamwoord
-
probaat bijvoeglijk naamwoord
-
deugdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
examined (tried; tested)
Vertaal Matrix voor examined:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beproefd | efficacious; examined; tested | |
deugdelijk | efficacious; examined; tested | durable; reliable; solid; sound; substantial |
probaat | efficacious; examined; tested | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
getest | examined; tested; tried | |
geëxamineerd | examined; tested | |
uitgeprobeerd | examined; tested; tried |
Verwante woorden van "examined":
be examined vorm van examine:
-
to examine (test; verify; inspect; check; control; try)
-
to examine (visit; view; look at; inspect; see round; see over; see)
-
to examine (look at; view; scrutinize; inspect; verify; watch; check; control; scrutinise)
-
to examine (check; verify; audit; inspect)
-
to examine (test; check; control; hear)
-
to examine (control; survey; inspect; view)
-
to examine (test; pretest; try out; check; recount; try; count again)
-
to examine (search)
-
to examine (request; require; ask; apply to; appeal; query; petition; beg; pretest; test; try out; try)
-
to examine (test)
examen afnemen-
examen afnemen werkwoord (neem examen af, neemt examen af, nam examen af, namen examen af, examen afgenomen)
-
-
to examine (try out; try; endeavour; attempt; strive; test; check; pretest; endeavor)
Conjugations for examine:
present
- examine
- examine
- examines
- examine
- examine
- examine
simple past
- examined
- examined
- examined
- examined
- examined
- examined
present perfect
- have examined
- have examined
- has examined
- have examined
- have examined
- have examined
past continuous
- was examining
- were examining
- was examining
- were examining
- were examining
- were examining
future
- shall examine
- will examine
- will examine
- shall examine
- will examine
- will examine
continuous present
- am examining
- are examining
- is examining
- are examining
- are examining
- are examining
subjunctive
- be examined
- be examined
- be examined
- be examined
- be examined
- be examined
diverse
- examine!
- let's examine!
- examined
- examining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor examine:
Verwante woorden van "examine":
Synoniemen voor "examine":
Verwante definities voor "examine":
Wiktionary: examine
examine
Cross Translation:
verb
examine
-
to determine the aptitude, skills or qualifications of someone by subjecting them to an examination
- examine → examineren
verb
-
aan een examen onderwerpen
-
(overgankelijk) een onbekend gebied verkennen
-
(overgankelijk) de oorzaak of reden van iets bestuderen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• examine | → inzien | ↔ einsehen — etwas prüfen, einen Einblick nehmen |
• examine | → toetsen; keuren | ↔ prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird |
• examine | → ondervragen | ↔ vernehmen — einen Beschuldigten oder einen Zeugen förmlich ausfragen |
• examine | → exploreren; nagaan; onderzoeken; uitvissen; uitzoeken; vorsen; examineren; nakijken; nauwkeurig onderzoeken | ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion. |
• examine | → toezicht houden; besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren; aflezen; checken; controleren; nakijken; surveilleren; toezien; acht slaan op; letten op; opletten; oppassen; passen op | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |