Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- balanced:
- balance:
-
Wiktionary:
- balanced → gebalanceerd
- balanced → gecompenseerd
- balance → balans, evenwicht, weegschaal, saldo
- balance → balanceren
- balance → balans, tegoed, balanceren, gewicht, wicht, weegschaal, doen schommelen, laten balanceren, gulden middenweg, saldo, overschot, slingerarm
Engels
Uitgebreide vertaling voor balanced (Engels) in het Nederlands
balanced:
Vertaal Matrix voor balanced:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sluitend | balanced |
Verwante woorden van "balanced":
Synoniemen voor "balanced":
Antoniemen van "balanced":
Verwante definities voor "balanced":
Wiktionary: balanced
balanced
Cross Translation:
adjective
-
(audio(visuele)-term) om aan te geven dat de mantel van de kabel geen audio signaal bevat
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• balanced | → gecompenseerd | ↔ ausgeglichen — im Gleichgewicht, ohne starke Schwankungen, mit einer gleichmäßigen Verteilung |
balance:
-
the balance (scales; weighing machine; weigh-beam; steelyard; weighhouse; weighing-house; weigh-house)
-
the balance (equilibrium)
-
the balance
-
the balance (assets; possessions; property)
-
the balance (equilibrium; concord)
-
the balance (equation; levelling; equalisation; equalization)
-
the balance (weighbridge; scales)
-
the balance (weighing-house)
-
the balance (remainder; rest; residue; residuum; residual)
– something left after other parts have been taken away 1 -
the balance (account balance)
– The difference between the sum of debit entries and the sum of credit entries entered into an account during a financial period. 2 -
the balance
– The amount of economic resource required to bring opposite economic resource flows to a state of equilibrium. 2
-
to balance
balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren-
in evenwicht brengen werkwoord (breng in evenwicht, brengt in evenwicht, bracht in evenwicht, brachten in evenwicht, in evenwicht gebracht)
-
uitbalanceren werkwoord (balanceer uit, balanceert uit, balanceerde uit, balanceerden uit, uitgebalanceerd)
Conjugations for balance:
present
- balance
- balance
- balances
- balance
- balance
- balance
simple past
- balanced
- balanced
- balanced
- balanced
- balanced
- balanced
present perfect
- have balanced
- have balanced
- has balanced
- have balanced
- have balanced
- have balanced
past continuous
- was balancing
- were balancing
- was balancing
- were balancing
- were balancing
- were balancing
future
- shall balance
- will balance
- will balance
- shall balance
- will balance
- will balance
continuous present
- am balancing
- are balancing
- is balancing
- are balancing
- are balancing
- are balancing
subjunctive
- be balanced
- be balanced
- be balanced
- be balanced
- be balanced
- be balanced
diverse
- balance!
- let's balance!
- balanced
- balancing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor balance:
Verwante woorden van "balance":
Synoniemen voor "balance":
Antoniemen van "balance":
Verwante definities voor "balance":
Wiktionary: balance
balance
Cross Translation:
noun
balance
-
list of credits and debits
- balance → balans
-
support for both viewpoints
- balance → evenwicht
-
equilibrium
-
scales
- balance → weegschaal
verb
-
evenwicht behouden om er niet vanaf te vallen
-
evenwicht
-
een meetapparaat met twee armen (bedoeld om het verschil te kunnen meten)
-
(economie) een volledige opsomming van de waarde van alle bezit en alle tegoeden en schulden meestal aan het einde van een boekjaar
-
het eindbedrag wanneer alle tegoeden en verplichtingen in rekening gebracht zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• balance | → balans | ↔ Balance — Gleichgewicht, innere Ruhe |
• balance | → tegoed | ↔ Guthaben — Summe des Geldes, die man auf einem Konto hat oder die man einfordern kann |
• balance | → balanceren | ↔ balancieren — das Gleichgewicht halten |
• balance | → gewicht; wicht; weegschaal; balans | ↔ balance — métrol|fr instrument de mesure utilisé pour peser des éléments, pour déterminer leur masse. |
• balance | → doen schommelen; laten balanceren | ↔ balancer — tenir en équilibre. |
• balance | → gulden middenweg | ↔ juste milieu — Point d’équilibre, autant au sens figuré qu’au sens propre. |
• balance | → saldo; overschot | ↔ reliquat — (term, Jurisprudence de Comptabilité et de Commerce) Ce qui rester dû après la clôture et l’arrêté d’un compte. |
• balance | → saldo; overschot | ↔ solde — (1) |
• balance | → slingerarm | ↔ trébuchet — engin militaire offensif à contre-poids utilisé au Moyen Âge pour le siège des places fortifiées, souvent confondu avec la catapulte. |
Computer vertaling door derden: