Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal associated

Vertaal associated van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. associated:
  2. associate:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor associated:
    • bijbehorende

Engels

Uitgebreide vertaling voor associated (Engels) in het Nederlands

associated:

associated bijvoeglijk naamwoord

  1. associated (unifying; interconnected; interdependent; joint)
    samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten

Vertaal Matrix voor associated:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbonden alliances; leagues; unions
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneengesloten associated; interconnected; interdependent; joint; unifying banded; connected together; continuous; unceasing; uninterrupted
samenhangend associated; interconnected; interdependent; joint; unifying coherent; consistent
verbonden associated; interconnected; interdependent; joint; unifying attached; fastened; joined; united
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- attended; related
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een eenheid vormend associated; interconnected; interdependent; joint; unifying
verenigd associated; interconnected; interdependent; joint; unifying

Verwante woorden van "associated":


Synoniemen voor "associated":


Wiktionary: associated

associated
verb
  1. gepaard gaan met

associate:

to associate werkwoord (associates, associated, associating)

  1. to associate
    associëren
    • associëren werkwoord (associeer, associeert, associeerde, associeerden, geassocieerd)
  2. to associate
    – To link a document, file, task, or link with a To Do. 1
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)

Conjugations for associate:

present
  1. associate
  2. associate
  3. associates
  4. associate
  5. associate
  6. associate
simple past
  1. associated
  2. associated
  3. associated
  4. associated
  5. associated
  6. associated
present perfect
  1. have associated
  2. have associated
  3. has associated
  4. have associated
  5. have associated
  6. have associated
past continuous
  1. was associating
  2. were associating
  3. was associating
  4. were associating
  5. were associating
  6. were associating
future
  1. shall associate
  2. will associate
  3. will associate
  4. shall associate
  5. will associate
  6. will associate
continuous present
  1. am associating
  2. are associating
  3. is associating
  4. are associating
  5. are associating
  6. are associating
subjunctive
  1. be associated
  2. be associated
  3. be associated
  4. be associated
  5. be associated
  6. be associated
diverse
  1. associate!
  2. let's associate!
  5. associated
  6. associating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

associate bijvoeglijk naamwoord

  1. associate (along; too; join)
    mede; mee

Vertaal Matrix voor associate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen attaching; coupling; docking; linking; making a match; pandering; procuring
mede honeydrink; mead; metheglin
- associate degree; companion; comrade; familiar; fellow
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
associëren associate
koppelen associate attach; combine; connect; couple; dock; join; link; linking; make a match; mount; pair; pander; plumb; unite
- affiliate; assort; colligate; connect; consociate; consort; link; link up; relate; tie in
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mede along; associate; join; too also; and also; as also; as well; as well as; at the same time; too
mee along; associate; join; too
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen device pairing; linking; pairing

Verwante woorden van "associate":


Synoniemen voor "associate":


Antoniemen van "associate":

  • dissociate

Verwante definities voor "associate":

  1. having partial rights and privileges or subordinate status2
    • an associate member2
    • an associate professor2
  2. a degree granted by a two-year college on successful completion of the undergraduates course of studies2
  3. any event that usually accompanies or is closely connected with another2
    • first was the lightning and then its thunderous associate2
  4. a person who joins with others in some activity or endeavor2
    • he had to consult his associate before continuing2
  5. a person with subordinate membership in a society, institution, or commercial enterprise2
    • associates in the law firm bill at a lower rate than do partners2
  6. a friend who is frequently in the company of another2
  7. make a logical or causal connection2
  8. bring or come into association or action2
  9. keep company with; hang out with2
    • He associates with strange people2
  10. To inform the operating system that a particular file name extension is linked to a specific application. When a file is opened that has an extension associated with a given application, the operating system automatically starts the application and loads the file.1
  11. To link a document, file, task, or link with a To Do.1

Wiktionary: associate

associate
verb
  1. to connect in the mind or imagination
  2. to spend time socially
associate
verb
  1. tot compagnon maken of nemen
Cross Translation:
FromToVia
• associate → vennoot; compagnon ↔ Gesellschafter — Wirtschaft: der Eigentümer bzw. Miteigentümer einer Gesellschaft[2]
• associate → associëren ↔ assoziieren — Gedanken oder Bilder verknüpfen
• associate → vennoot ↔ associé — Personne avec qui l'on partage son entreprise, sa société.
• associate → knopen; aanknopen; aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien.
• associate → aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden; bijeenbinden; samenbinden; inbinden ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0696 seconde
Page rendered in 1.0 seconds