Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- assemble:
-
Wiktionary:
- assemble → samenkomen, zich verzamelen, in elkaar zetten, verzamelen
- assemble → aansluiten, verbinden, verenigen, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, koppelen, afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, collecteren, innen, inzamelen, oogsten, plukken, rapen, verzamelen, groeperen, ophopen, aaneenschakelen, bijeenbinden, samenbinden, afstellen, passend maken, verstellen, instellen, bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toegeven, toevoegen, opeenhopen, stapelen, opstapelen, opeenstapelen, tassen, accepteren, aannemen, ontvangen
Engels
Uitgebreide vertaling voor assemble (Engels) in het Nederlands
assemble:
-
to assemble
-
to assemble
samenscholen-
samenscholen werkwoord (school samen, schoolt samen, schoolde samen, schoolden samen, samengeschoold)
-
-
to assemble (install; construct; place; set up; lay; fit; instal)
-
to assemble (gather; accumulate; amass; collect)
-
to assemble (meet; gather; come together)
-
to assemble (get together; see each other; forgather; visit)
-
to assemble (bring together; unite; join)
samenbrengen; concentreren; bijeenbrengen; bij elkaar brengen-
bijeenbrengen werkwoord (breng bijeen, brengt bijeen, bracht bijeen, brachten bijeen, bijeengebracht)
-
bij elkaar brengen werkwoord (breng bij elkaar, brengt bij elkaar, bracht bij elkaar, brachten bij elkaar, bij elkaar gebracht)
Conjugations for assemble:
present
- assemble
- assemble
- assembles
- assemble
- assemble
- assemble
simple past
- assembled
- assembled
- assembled
- assembled
- assembled
- assembled
present perfect
- have assembled
- have assembled
- has assembled
- have assembled
- have assembled
- have assembled
past continuous
- was assembling
- were assembling
- was assembling
- were assembling
- were assembling
- were assembling
future
- shall assemble
- will assemble
- will assemble
- shall assemble
- will assemble
- will assemble
continuous present
- am assembling
- are assembling
- is assembling
- are assembling
- are assembling
- are assembling
subjunctive
- be assembled
- be assembled
- be assembled
- be assembled
- be assembled
- be assembled
diverse
- assemble!
- let's assemble!
- assembled
- assembling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the assemble (forgather)
Vertaal Matrix voor assemble:
Verwante woorden van "assemble":
Synoniemen voor "assemble":
Antoniemen van "assemble":
Verwante definities voor "assemble":
Wiktionary: assemble
assemble
Cross Translation:
verb
assemble
-
to gather as a group
- assemble → samenkomen; zich verzamelen
-
to put together
- assemble → in elkaar zetten
verb
-
bijeenbrengen
Cross Translation: