Engels

Uitgebreide vertaling voor arguing (Engels) in het Nederlands

arguing:

arguing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the arguing
    ruzie maken
  2. the arguing (wrangling; quarreling; squabbling; bickering; quibbling)
    het geruzie; het gebakkelei; het gehakketak; gekif; het gekrakeel
  3. the arguing (quibbling)
    geargumenteer; het geredeneer
  4. the arguing (splitting hairs; quibbling)
    de haarkloverij; gemuggezift

Vertaal Matrix voor arguing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geargumenteer arguing; quibbling
gebakkelei arguing; bickering; quarreling; quibbling; squabbling; wrangling
gehakketak arguing; bickering; quarreling; quibbling; squabbling; wrangling
gekif arguing; bickering; quarreling; quibbling; squabbling; wrangling
gekrakeel arguing; bickering; quarreling; quibbling; squabbling; wrangling
gemuggezift arguing; quibbling; splitting hairs
geredeneer arguing; quibbling
geruzie arguing; bickering; quarreling; quibbling; squabbling; wrangling
haarkloverij arguing; quibbling; splitting hairs hairsplitting; niggling; nitpicking; pettifoggery; quibble
ruzie maken arguing
- argument; contention; contestation; controversy; disceptation; disputation; tilt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruzie maken altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle

Verwante woorden van "arguing":


Synoniemen voor "arguing":


Verwante definities voor "arguing":

  1. a contentious speech act; a dispute where there is strong disagreement1

argue:

to argue werkwoord (argues, argued, argueing)

  1. to argue (reason)
    argumenteren; redeneren; beredeneren
    • argumenteren werkwoord (argumenteer, argumenteert, argumenteerde, argumenteerden, geargumenteerd)
    • redeneren werkwoord (redeneer, redeneert, redeneerde, redeneerden, geredeneerd)
    • beredeneren werkwoord (beredeneer, beredeneert, beredeneerde, beredeneerden, beredeneerd)
  2. to argue (wrangle; quarrel; twist; )
    ruzieën; bekvechten; twisten; hakketakken; bakkeleien
    • ruzieën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • bekvechten werkwoord (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • hakketakken werkwoord (hakketak, hakketakt, hakketakte, hakketakten, gehakketakt)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
  3. to argue (dispute)
    twisten; disputeren; argumenteren; redetwisten
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • disputeren werkwoord (disputeer, disputeert, disputeerde, disputeerden, gedisputeerd)
    • argumenteren werkwoord (argumenteer, argumenteert, argumenteerde, argumenteerden, geargumenteerd)
    • redetwisten werkwoord (redetwist, redetwistte, redetwistten, geredetwist)

Conjugations for argue:

present
  1. argue
  2. argue
  3. argues
  4. argue
  5. argue
  6. argue
simple past
  1. argued
  2. argued
  3. argued
  4. argued
  5. argued
  6. argued
present perfect
  1. have argued
  2. have argued
  3. has argued
  4. have argued
  5. have argued
  6. have argued
past continuous
  1. was argueing
  2. were argueing
  3. was argueing
  4. were argueing
  5. were argueing
  6. were argueing
future
  1. shall argue
  2. will argue
  3. will argue
  4. shall argue
  5. will argue
  6. will argue
continuous present
  1. am argueing
  2. are argueing
  3. is argueing
  4. are argueing
  5. are argueing
  6. are argueing
subjunctive
  1. be argued
  2. be argued
  3. be argued
  4. be argued
  5. be argued
  6. be argued
diverse
  1. argue!
  2. let's argue!
  3. argued
  4. argueing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor argue:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argumenteren argue; dispute; reason
bakkeleien altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle fight; scrap; scuffle
bekvechten altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
beredeneren argue; reason
disputeren argue; dispute
hakketakken altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
redeneren argue; reason
redetwisten argue; dispute
ruzieën altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
twisten altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle altercate; bending repeatedly; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
- contend; debate; fence; indicate; reason
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dispute

Verwante woorden van "argue":


Synoniemen voor "argue":


Verwante definities voor "argue":

  1. present reasons and arguments1
  2. give evidence of1
    • The evidence argues for your claim1
  3. have an argument about something1

Wiktionary: argue

argue
verb
  1. transitive: present a viewpoint
  2. intransitive: to debate, disagree, or discuss opposing or differing viewpoints
argue
verb
  1. met argumenten tot een conclusie trachten te komen
  2. een serie argumenten als een verhaal presenteren, bijvoorbeeld in een rechtszaak
  3. intr|nld (wetenschappelijk) redetwisten
  4. woordenstrijd hebben
  5. intr|nld luidruchtig ruzie maken

Cross Translation:
FromToVia
argue argumenteren; redeneren argumentierenArgumente und Begründungen vorbringen, um eine These oder eine Meinung zu untermauern
argue bakkeleien streiten(sich mit jemandem über etwas streiten) wütend eine Auseinandersetzung haben