Engels

Uitgebreide vertaling voor announcer (Engels) in het Nederlands

announcer:

announcer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the announcer
    de omroepster; de omroeper

Vertaal Matrix voor announcer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omroeper announcer town-crier
omroepster announcer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- compere; woman announcer

Verwante woorden van "announcer":


Synoniemen voor "announcer":

  • communicator
  • broadcaster

Verwante definities voor "announcer":

  1. reads news, commercials on radio or television1
  2. someone who proclaims a message publicly1

Wiktionary: announcer

announcer
noun
  1. TV or radio announcer

announce:

to announce werkwoord (announces, announced, announcing)

  1. to announce (report; inform; state)
    melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen
    • melden werkwoord (meld, meldt, meldde, meldden, gemeld)
    • berichten werkwoord (bericht, berichtte, berichtten, bericht)
    • meedelen werkwoord (deel mee, deelt mee, deelde mee, deelden mee, meegedeeld)
    • rapporteren werkwoord (rapporteer, rapporteert, rapporteerde, rapporteerden, gerapporteerd)
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
  2. to announce (proclaim)
    aankondigen; annonceren
    • aankondigen werkwoord (kondig aan, kondigt aan, kondigde aan, kondigden aan, aangekondigd)
    • annonceren werkwoord (annonceer, annonceert, annonceerde, annonceerden, geannonceerd)
  3. to announce (proclaim; declare; state; expound)
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken werkwoord (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren werkwoord (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  4. to announce (inform)
    aandienen
    • aandienen werkwoord (dien aan, dient aan, diende aan, dienden aan, aangediend)
  5. to announce (inform)
  6. to announce (give notice of)
    aanschrijven; kennis geven; konde doen; aanzeggen
    • aanschrijven werkwoord (schrijf aan, schrijft aan, schreef aan, schreven aan, aangeschreven)
    • kennis geven werkwoord (geef kennis, geeft kennis, gaf kennis, gaven kennis, kennis gegeven)
    • konde doen werkwoord (doe konde, doet konde, deed konde, deden konde, konde gedaan)
    • aanzeggen werkwoord (zeg aan, zegt aan, zei aan, zeiden aan, aangezegd)
  7. to announce (make one's opinion known; impart; state; )
    verkondigen; mening kenbaar maken
  8. to announce
  9. to announce (advertise; advertize)
    adverteren; per advertentie aankondigen; annonceren

Conjugations for announce:

present
  1. announce
  2. announce
  3. announces
  4. announce
  5. announce
  6. announce
simple past
  1. announced
  2. announced
  3. announced
  4. announced
  5. announced
  6. announced
present perfect
  1. have announced
  2. have announced
  3. has announced
  4. have announced
  5. have announced
  6. have announced
past continuous
  1. was announcing
  2. were announcing
  3. was announcing
  4. were announcing
  5. were announcing
  6. were announcing
future
  1. shall announce
  2. will announce
  3. will announce
  4. shall announce
  5. will announce
  6. will announce
continuous present
  1. am announcing
  2. are announcing
  3. is announcing
  4. are announcing
  5. are announcing
  6. are announcing
subjunctive
  1. be announced
  2. be announced
  3. be announced
  4. be announced
  5. be announced
  6. be announced
diverse
  1. announce!
  2. let's announce!
  3. announced
  4. announcing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor announce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankondigen announcement; announcing; giving notice of; making known; notification; proclaiming
aanschrijven giving notice of; notifying
aanzeggen announcement; giving notice of; making known; notification; notifying
adverteren ad; advert; advertisement; advertising; advertizement; advertizing; announcing
annonceren ad; advert; advertisement; advertising; advertizement; advertizing; announcing
bekendmaken announcing; giving notice of; proclaiming
berichten messaging
informeren announcement; information; informing; making known; notification
konde doen announcement; making known; notification
melden announcing; giving notice of; proclaiming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandienen announce; inform
aankondigen announce; proclaim
aanschrijven announce; give notice of
aanzeggen announce; give notice of
adverteren advertise; advertize; announce advertise; advertize; make propaganda; plug; publish; recruit; solicit
afkondigen announce; declare; expound; proclaim; state call; decree; divulge something; give notice of; make something public; ordain; order; proclaim; to declare; to decree; to ordain
annonceren advertise; advertize; announce; proclaim insert an advertisement; put an advertisement; put something up for sale
bekendmaken announce; declare; expound; proclaim; state divulge something; make something public
berichten announce; inform; report; state inform; report
iets aankondigen announce; inform
in aantocht zijn announce
informeren announce; inform; report; state call attention to; indicate; inform; inquire about; instil; instill; make inquiries about; make known; notify; point out; send word; tell
kennis geven announce; give notice of
konde doen announce; give notice of
meedelen announce; inform; report; state
melden announce; inform; report; state
mening kenbaar maken announce; communicate; impart; inform; intimate; make one's opinion known; state
per advertentie aankondigen advertise; advertize; announce
proclameren announce; declare; expound; proclaim; state
rapporteren announce; inform; report; state
verkondigen announce; communicate; impart; inform; intimate; make one's opinion known; state carry out a message; disseminate; spread
verslag uitbrengen announce; inform; report; state
zich aandienen announce
zich voordoen announce happen; occur; pass; take place
- annunciate; declare; denote; foretell; harbinger; herald
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- make known; make public; proclaim

Verwante woorden van "announce":


Synoniemen voor "announce":


Verwante definities voor "announce":

  1. announce publicly or officially1
  2. foreshadow or presage1
  3. make known; make an announcement1
  4. give the names of1
    • He announced the winners of the spelling bee1

Wiktionary: announce

announce
verb
  1. to pronounce; declare by judicial sentence
  2. to give public notice, or first notice of
announce
verb
  1. (overgankelijk) de komst melden van
  2. bekendmaken
  3. doen vernemen

Cross Translation:
FromToVia
announce aankondigen ankündigen — darüber informieren, was sein wird
announce verkondigen; bekendmaken verkünden — (transitiv) öffentlich sagen
announce annonceren; adverteren; aankondigen; aandienen annoncer — Faire connaître.
announce inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
announce afkondigen; openbaar maken; publiceren; ruchtbaar maken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen publierrendre public et notoire.