Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- agree:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor agree:
- eens zijn, mee eens zijn, het eens zijn
Engels
Uitgebreide vertaling voor agree (Engels) in het Nederlands
agree:
-
to agree (come to an agreement)
-
to agree (concur)
overeenkomen; overeenstemmen; eens worden-
overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
to agree (allow; permit; accept)
-
to agree (approve; back up)
-
to agree (correspond to; match)
overeenstemmen; congruent zijn; kloppen-
overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
congruent zijn werkwoord (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
-
-
to agree (nod; shake one's head)
-
to agree (back up; approve; support; shore)
Conjugations for agree:
present
- agree
- agree
- agrees
- agree
- agree
- agree
simple past
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
present perfect
- have agreed
- have agreed
- has agreed
- have agreed
- have agreed
- have agreed
past continuous
- was agreeing
- were agreeing
- was agreeing
- were agreeing
- were agreeing
- were agreeing
future
- shall agree
- will agree
- will agree
- shall agree
- will agree
- will agree
continuous present
- am agreeing
- are agreeing
- is agreeing
- are agreeing
- are agreeing
- are agreeing
subjunctive
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
diverse
- agree!
- let's agree!
- agreed
- agreeing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor agree:
Verwante woorden van "agree":
Synoniemen voor "agree":
Antoniemen van "agree":
Verwante definities voor "agree":
Wiktionary: agree
agree
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• agree | → billijken; goedkeuren; toestemming geven | ↔ billigen — (transitiv) etwas befürworten, begrüßen, gutheißen |
• agree | → overeenkomen; afspreken | ↔ vereinbaren — eine Abmachung treffen |
• agree | → goedvinden; het eens zijn; toegeven; toestemmen; binnenlaten; toelaten; accepteren; aannemen; ontvangen | ↔ admettre — recevoir par choix, faveur ou condescendance. |
• agree | → congruent zijn; elkaar dekken; rijmen; zich aanpassen | ↔ concorder — Être en concordance. |
• agree | → overeenstemmen; overeenkomen; corresponderen; congruent zijn; elkaar dekken; rijmen; zich aanpassen | ↔ correspondre — Être en rapport de symétrie et d’harmonie avec quelque chose. |
• agree | → congruent zijn; elkaar dekken; samenvallen | ↔ coïncider — géométrie|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces. |