Engels

Uitgebreide vertaling voor advisable (Engels) in het Nederlands

advisable:

advisable bijvoeglijk naamwoord

  1. advisable (recommendable; expedient)
    aanbevelenswaardig; raadzaam; aan te prijzen
  2. advisable (expedient; recommendable)
    geraden
  3. advisable (commendable; praiseworthy; honourable; )
    loffelijk; prijzenswaardig; lofwaardig; lovenswaardig

Vertaal Matrix voor advisable:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbevelenswaardig advisable; expedient; recommendable
geraden advisable; expedient; recommendable
loffelijk advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
lofwaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
lovenswaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
prijzenswaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
raadzaam advisable; expedient; recommendable bright; clever; intelligent; right-thinking; sane; sensible; smart; wise
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan te prijzen advisable; expedient; recommendable

Verwante woorden van "advisable":


Synoniemen voor "advisable":


Antoniemen van "advisable":

  • inadvisable

Verwante definities voor "advisable":

  1. worthy of being recommended or suggested; prudent or wise1
    • such action is neither necessary nor advisable1
    • extreme caution is advisable1
    • it is advisable to telephone first1

Wiktionary: advisable

advisable
adjective
  1. worthy of being recommended
advisable
adjective
  1. een aanbeveling verdienend
  2. aan te raden

advise:

to advise werkwoord (advises, advised, advising)

  1. to advise (recommend)
    adviseren; aanprijzen
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • aanprijzen werkwoord (prijs aan, prijst aan, prees aan, prezen aan, aangeprezen)
  2. to advise (recommend)
    raadgeven
    • raadgeven werkwoord (geef raad, geeft raad, gaf raad, gaven raad, raad gegeven)
  3. to advise (recommend; suggest)
    adviseren; aanraden; van raad dienen
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • aanraden werkwoord (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
    • van raad dienen werkwoord
  4. to advise (recommend; suggest)
    recommanderen
    • recommanderen werkwoord (recommandeer, recommandeert, recommandeerde, recommandeerden, gerecommandeerd)
  5. to advise (suggest)
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden werkwoord (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • iets aanraden werkwoord
  6. to advise (recommend; nominate; suggest; )
    aanbevelen; voordragen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren
    • aanbevelen werkwoord (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)
    • voordragen werkwoord (draag voor, draagt voor, droeg voor, droegen voor, voorgedragen)
    • aanraden werkwoord (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
    • nomineren werkwoord (nomineer, nomineert, nomineerde, nomineerden, genomineerd)

Conjugations for advise:

present
  1. advise
  2. advise
  3. advises
  4. advise
  5. advise
  6. advise
simple past
  1. advised
  2. advised
  3. advised
  4. advised
  5. advised
  6. advised
present perfect
  1. have advised
  2. have advised
  3. has advised
  4. have advised
  5. have advised
  6. have advised
past continuous
  1. was advising
  2. were advising
  3. was advising
  4. were advising
  5. were advising
  6. were advising
future
  1. shall advise
  2. will advise
  3. will advise
  4. shall advise
  5. will advise
  6. will advise
continuous present
  1. am advising
  2. are advising
  3. is advising
  4. are advising
  5. are advising
  6. are advising
subjunctive
  1. be advised
  2. be advised
  3. be advised
  4. be advised
  5. be advised
  6. be advised
diverse
  1. advise!
  2. let's advise!
  3. advised
  4. advising
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

advise [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the advise
    de advisering

Vertaal Matrix voor advise:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advisering advise
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbevelen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest praise; recommend
aanprijzen advise; recommend praise; recommend
aanraden advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest
adviseren advise; recommend; suggest
iemand recommanderen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest
iets aanraden advise; suggest
ingeven advise; suggest administer; apply; dictate; inspire; nurse; order; pour in; prompt; strike into; whisper; whisper in someone's ear
nomineren advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest
raadgeven advise; recommend
raden advise; suggest conjecture; estimate; guess; presume; speculate; suppose; surmise
recommanderen advise; recommend; suggest
suggereren advise; suggest bring in; initiate; prompt; raise; suggest
van raad dienen advise; recommend; suggest
voordragen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest declaim; orate; recite
- apprise; apprize; counsel; give notice; notify; propose; rede; send word; suggest
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- recommend; suggest

Verwante woorden van "advise":


Synoniemen voor "advise":


Verwante definities voor "advise":

  1. give advice to1
  2. inform (somebody) of something1
    • I advised him that the rent was due1
  3. make a proposal, declare a plan for something1

Wiktionary: advise

advise
verb
  1. to give information or notice to; to inform
  2. to give advice to; to offer an opinion; to counsel; to warn
advise
verb
  1. raad geven aan

Cross Translation:
FromToVia
advise aanbevelen; aanprijzen; aanraden; recommanderen; adviseren empfehlen — (transitiv) jemanden als vorteilhaft, geeignet, zuverlässig infrage kommend benennen; jemandem anraten, sich für jemanden beziehungsweise etwas zu entscheiden
advise adviseren; raden; aanraden conseiller — Indiquer à quelqu’un ce qu’il doit faire ou ne doit pas faire. (Sens général).
advise berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten informerinstruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose.
advise berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten renseigner — Donner des renseignements. (Sens général).

User Translations:
Word Translation Votes
advisable aan te raden 4

Computer vertaling door derden: