Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- adding:
-
add:
- inhouden; bevatten; toevoegen; erbij doen; voegen; samentellen; aanvullen; completeren; voltallig maken; aansluiten; bijvoegen; optellen; bijtellen; erbij tellen; bijrekenen; bijsluiten; erbij voegen; bijdoen; uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen; plaatsen; zetten; bijzetten; neerzetten; bijleveren; toevoegen aan levering; bijbouwen; aanbouwen; bijgieten; serveren; inschenken; tappen; intappen; schenken; samenschikken
-
Wiktionary:
- add → optellen, bijtellen, toevoegen, bijvoegen
- add → optellen, invullen, aanvullen, toevoegen, bijtellen, adderen, bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toegeven, eraan toevoegen, aanbouwen, aanwenden, benutten, gebruiken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen, aanzetten, voordoen, aaneenschakelen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, bijeenbinden, samenbinden, verbinden, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen, afstellen, passend maken, verstellen, instellen
Engels
Uitgebreide vertaling voor adding (Engels) in het Nederlands
adding:
Vertaal Matrix voor adding:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanzetsel | adding; extension; joining | |
aanzetstuk | adding; extension; joining | |
aanzetting | adding; extension; joining | |
inhoud | adding; contents; including | capacity; composition; content; contents; index; intention; meaning; potential; purpose; size; substance; table of contents; volume |
waarmee iets gevuld is | adding; contents; including |
Verwante woorden van "adding":
adding vorm van add:
-
to add
-
to add
-
to add
-
to add (to make complete; replenish; fill up; count up; total)
-
to add (join up; unite; include; join)
-
to add (count up; tally up; total)
-
to add (add to; append; join)
-
to add (expand; extend; build out; widen; add on to; swell)
uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen-
expanderen werkwoord
-
to add (put down; place; put; locate; situate)
-
to add (add to delivery)
-
to add (build out; extend; expand; build; add on to; add new buildings)
-
to add (pour some more; pour)
-
to add (put together; combine; mix; bind)
-
to add
– To join or combine thereby increasing the quantity or size of something. 1
Conjugations for add:
present
- add
- add
- adds
- add
- add
- add
simple past
- added
- added
- added
- added
- added
- added
present perfect
- have added
- have added
- has added
- have added
- have added
- have added
past continuous
- was adding
- were adding
- was adding
- were adding
- were adding
- were adding
future
- shall add
- will add
- will add
- shall add
- will add
- will add
continuous present
- am adding
- are adding
- is adding
- are adding
- are adding
- are adding
subjunctive
- be added
- be added
- be added
- be added
- be added
- be added
diverse
- add!
- let's add!
- added
- adding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor add:
Verwante woorden van "add":
Synoniemen voor "add":
Antoniemen van "add":
Verwante definities voor "add":
Wiktionary: add
add
Cross Translation:
verb
add
verb
Cross Translation: