Engels

Uitgebreide vertaling voor acts (Engels) in het Nederlands

acts:

acts [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the acts (certificates)
    de certificaten; de stukken; de aktes; de documenten
    • certificaten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • stukken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • aktes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • documenten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. the acts (laws; institutions; rules)
    de wetten
    • wetten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor acts:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aktes acts; certificates
certificaten acts; certificates
documenten acts; certificates documents
stukken acts; certificates parts; pieces; portions; segments; shares
wetten acts; institutions; laws; rules
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wetten grind; sharpen; strop; whet

Verwante woorden van "acts":


Synoniemen voor "acts":

  • Acts of the Apostles; Acts; book

acts vorm van act:

to act werkwoord (acts, acted, acting)

  1. to act (do; accomplish)
    doen; uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten
    • doen werkwoord (doe, doet, deed, deden, gedaan)
    • uitvoeren werkwoord (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)
    • verrichten werkwoord (verricht, verrichtte, verrichtten, verricht)
    • handelen werkwoord (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • uitrichten werkwoord (richt uit, richtte uit, richtten uit, uitgericht)
  2. to act (perform)
    performen; spelen; optreden
    • performen werkwoord
    • spelen werkwoord (speel, speelt, speelde, speelden, gespeeld)
    • optreden werkwoord (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
  3. to act (perform)
    acteren; toneelspelen
    • acteren werkwoord (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
    • toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
  4. to act (pretend; play; play-act; )
    spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen
    • spelen werkwoord (speel, speelt, speelde, speelden, gespeeld)
    • doen alsof werkwoord (doe alsof, doet alsof, deed alsof, deden alsof, alsof gedaan)
    • toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
    • zich aanstellen werkwoord
  5. to act (agitate; deal with; deal)
    handelen; ageren
    • handelen werkwoord (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • ageren werkwoord (ageer, ageert, ageerde, ageerden, geageerd)

Conjugations for act:

present
  1. act
  2. act
  3. acts
  4. act
  5. act
  6. act
simple past
  1. acted
  2. acted
  3. acted
  4. acted
  5. acted
  6. acted
present perfect
  1. have acted
  2. have acted
  3. has acted
  4. have acted
  5. have acted
  6. have acted
past continuous
  1. was acting
  2. were acting
  3. was acting
  4. were acting
  5. were acting
  6. were acting
future
  1. shall act
  2. will act
  3. will act
  4. shall act
  5. will act
  6. will act
continuous present
  1. am acting
  2. are acting
  3. is acting
  4. are acting
  5. are acting
  6. are acting
subjunctive
  1. be acted
  2. be acted
  3. be acted
  4. be acted
  5. be acted
  6. be acted
diverse
  1. act!
  2. let's act!
  3. acted
  4. acting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

act [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the act (deed; action)
    de handeling; de actie; aktie; de daad
    • handeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • actie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aktie [znw.] zelfstandig naamwoord
    • daad [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor act:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actie act; action; deed action; campaign; demonstration; protest; public protest; rally
ageren agitating; operate; perform; work
aktie act; action; deed
daad act; action; deed
handelen agitating; operate; perform; work
handeling act; action; deed
optreden bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving
uitvoeren execution; implementation
- bit; deed; enactment; human action; human activity; number; routine; turn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acteren act; perform act a part; impersonate; play the role of; play-act
ageren act; agitate; deal; deal with
doen accomplish; act; do
doen alsof act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend
handelen accomplish; act; agitate; deal; deal with; do carry on a business; operate; proceed; trade; work
optreden act; perform operate; proceed; work
performen act; perform
spelen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend
toneelspelen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend act a part; impersonate; play the role of; play-act
uitrichten accomplish; act; do
uitvoeren accomplish; act; do execute; export
verrichten accomplish; act; do
zich aanstellen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend act a part; play-act
- act as; behave; dissemble; do; move; play; playact; pretend; represent; roleplay; work
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- proceed

Verwante woorden van "act":


Synoniemen voor "act":


Antoniemen van "act":


Verwante definities voor "act":

  1. something that people do or cause to happen1
  2. a legal document codifying the result of deliberations of a committee or society or legislative body1
  3. a short theatrical performance that is part of a longer program1
    • he did his act three times every evening1
  4. a subdivision of a play or opera or ballet1
  5. a manifestation of insincerity1
    • he put on quite an act for her benefit1
  6. behave in a certain manner; show a certain behavior; conduct or comport oneself1
    • You should act like an adult1
    • The dog acts ferocious, but he is really afraid of people1
  7. pretend to have certain qualities or state of mind1
    • He acted the idiot1
  8. discharge one's duties1
    • She acts as the chair1
    • In what capacity are you acting?1
  9. play a role or part1
    • She wants to act Lady Macbeth, but she is too young for the role1
  10. perform on a stage or theater1
    • She acts in this play1
    • He acted in `Julius Caesar'1
  11. behave unnaturally or affectedly1
    • She's just acting1
  12. perform an action, or work out or perform (an action)1
    • think before you act1
    • The governor should act on the new energy bill1
    • The nanny acted quickly by grabbing the toddler and covering him with a wet towel1
  13. be engaged in an activity, often for no particular purpose other than pleasure1
  14. have an effect or outcome; often the one desired or expected1
    • How does your idea work in practice?1
    • The breaks of my new car act quickly1
  15. be suitable for theatrical performance1
    • This scene acts well1

Wiktionary: act

act
verb
  1. to have an effect on
  2. to respond to information
  3. to behave in a certain way
  4. to perform a theatrical role
  5. to do something
noun
  1. division of theatrical performance
  2. process of doing
  3. statute
  4. deed
act
noun
  1. optreden, nummer
  2. deel van een toneelspel
  3. bewust gepleegde handeling
  4. datgene dat gedaan is
  5. resultaat van een actie (die vaak met enige moeite gepaard gaat)
verb
  1. (inergatief) een rol vervullen in een toneelspel
  2. een bepaalde functie vervullen
  3. controlerende of bestraffende maatregelen uitvoeren

Cross Translation:
FromToVia
act werk Werk — (groß) Schöpfung eines Künstlers oder Kreativen
act behandeling acte — Action
act akte; document; bedrijf; bescheid; papier; schriftuur; stuk documentécrit qui sert de preuve ou de renseignement.
act oplichterij escroquerieaction d’escroquer.
act functioneren; het doen; in zijn werk gaan; werken fonctionneraccomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc.
act gebaar; geste gesteaction et mouvement du corps et particulièrement des bras et des mains, action et mouvement employés à signifier quelque chose.
act beïnvloeden; invloed hebben op influerfaire impression sur une chose, exercer sur elle une action qui tendre à la modifier.
act wet loirègle, obligations écrites, prescrites ou tacites, auxquelles les hommes se doivent de se conformer.
act numero; nummer numéroidentifiant alphanumérique ou purement numérique qu’on mettre sur quelque chose et qui servir à la reconnaître.
act opereren; maken; aanmaken; bedrijven; doen; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren; effect sorteren; uitwerking hebben; werken; uitwerken; ageren; bezig zijn; handelen; optreden; te werk gaan opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.
act lijken; overkomen; schijnen; toeschijnen; voorkomen; zich vertonen; zichtbaar worden; er uitzien; het uiterlijk hebben van; er uitzien als; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen paraîtreexposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
act akte; document; bedrijf; kamer; lokaal; vertrek; bonk; brok; eindje; stukje; homp piècepartie, portion, morceau d’un tout.
act te werk gaan procéderprovenir, tirer son origine.
act lijken; overkomen; schijnen; toeschijnen; voorkomen sembler — avoir l’air, l’apparence

Verwante vertalingen van acts