Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- abridging:
- abridge:
-
Wiktionary:
- abridge → inkorten, verkorten, beperken
- abridge → in discrediet brengen, herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten, ruïneren, te gronde richten, ten val brengen, verderven, aflaten, laten zakken, neerhalen, inkorten, verminderen, kleineren, afbreken, afgeven op, afkammen, trekken, een streep trekken, neerlaten, strijken, vellen, afdraaien, verlagen, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, resumeren, samenvatten, excerperen, afkorten, bekorten, begrenzen, beknotten, beperken, beperkingen opleggen aan
Engels
Uitgebreide vertaling voor abridging (Engels) in het Nederlands
abridging:
-
the abridging (abbreviating)
-
the abridging (shortening; abbreviating)
-
the abridging (abridgement; abbreviating)
Vertaal Matrix voor abridging:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afkorten | abbreviating; abridging | |
bekorten | abbreviating; abridging; shortening | |
inkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
korten | abbreviating; abridgement; abridging | decrease; shrinking; shrinking back |
korter maken | abbreviating; abridging; shortening | |
snoeien | abbreviating; abridgement; abridging | |
verkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afkorten | abbreviate; shorten | |
bekorten | abridge; cut down; cut short; shorten | |
inkorten | abbreviate; abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | |
korten | abbreviate; clip; cut; cut close; cut down; economise; economize; pare; save; shorten; skim; trim | |
korter maken | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | |
snoeien | cut back; pare; prune; trim | |
verkorten | abridge; clip; crop; curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shorten; shrink away; trim |
Verwante woorden van "abridging":
abridge:
Conjugations for abridge:
present
- abridge
- abridge
- abridges
- abridge
- abridge
- abridge
simple past
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
present perfect
- have abridged
- have abridged
- has abridged
- have abridged
- have abridged
- have abridged
past continuous
- was abridging
- were abridging
- was abridging
- were abridging
- were abridging
- were abridging
future
- shall abridge
- will abridge
- will abridge
- shall abridge
- will abridge
- will abridge
continuous present
- am abridging
- are abridging
- is abridging
- are abridging
- are abridging
- are abridging
subjunctive
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
diverse
- abridge!
- let's abridge!
- abridged
- abridging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor abridge:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekorten | abbreviating; abridging; shortening | |
inkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
korter maken | abbreviating; abridging; shortening | |
verkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekorten | abridge; cut down; cut short; shorten | |
inkorten | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | abbreviate; shorten |
korter maken | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | |
verkorten | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away |
- | abbreviate; contract; cut; foreshorten; reduce; shorten |
Verwante woorden van "abridge":
Synoniemen voor "abridge":
Antoniemen van "abridge":
Verwante definities voor "abridge":
Wiktionary: abridge
abridge
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abridge | → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• abridge | → resumeren; samenvatten; excerperen; inkorten; verminderen; afkorten; bekorten | ↔ abréger — rendre plus court. |
• abridge | → inkorten; verminderen | ↔ amoindrir — rendre moindre. |
• abridge | → begrenzen; beknotten; beperken; beperkingen opleggen aan | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |
• abridge | → afkorten; bekorten; inkorten | ↔ raccourcir — rendre plus court. |