Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- abide:
-
Wiktionary:
- abide → verdragen, toelaten, tolereren, uithouden, doorstaan, ondergaan, afwachten, verblijven, wonen
- abide → verwachten, nakomen, naleven, uitvoeren, verrichten, vervullen, voltrekken, doorstaan, lijden, ondergaan, uitstaan, velen, verdragen, gadeslaan, observeren, toekijken, toezien, waarnemen, gehoorzamen, eerbiedigen, respecteren, blijven, overblijven, resten, resteren, toeven, verblijven, accepteren, aannemen, ontvangen, bewandelen, bijhouden, volgen, voortvloeien, opvolgen, beschrijven, gaan langs, aanzien, dulden, toelaten, tolereren, pikken
Engels
Uitgebreide vertaling voor abide (Engels) in het Nederlands
abide:
-
to abide (accept; take on; take possession of; take)
Conjugations for abide:
present
- abide
- abide
- abides
- abide
- abide
- abide
simple past
- abided
- abided
- abided
- abided
- abided
- abided
present perfect
- have abided
- have abided
- has abided
- have abided
- have abided
- have abided
past continuous
- was abiding
- were abiding
- was abiding
- were abiding
- were abiding
- were abiding
future
- shall abide
- will abide
- will abide
- shall abide
- will abide
- will abide
continuous present
- am abiding
- are abiding
- is abiding
- are abiding
- are abiding
- are abiding
subjunctive
- be abided
- be abided
- be abided
- be abided
- be abided
- be abided
diverse
- abide!
- let's abide!
- abided
- abiding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor abide:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aannemen | adoption; presumption; presupposition | |
aanvaarden | acceptance; accepting; inner acceptance; intake | |
accepteren | acceptance; intake | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aannemen | abide; accept; take; take on; take possession of | accept; accept a gift; adopt; believe; believe in; collect; employ; engage; hire; presume; receive; recruit; sign on; take |
aanvaarden | abide; accept; take; take on; take possession of | accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take |
accepteren | abide; accept; take; take on; take possession of | accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take |
- | bide; stay | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | dwell; sojourn |
Verwante woorden van "abide":
Synoniemen voor "abide":
Verwante definities voor "abide":
Wiktionary: abide
abide
Cross Translation:
verb
Cross Translation: