Engels
Uitgebreide vertaling voor well (Engels) in het Nederlands
well:
-
the well
-
well (indeed)
-
well (indeed)
-
well
-
well (fit; healthy; in good health; thriving)
-
well (rosy cheeked; fighting fit; in good health; healthy; rosy cheeked & bushy tailed)
blakend van gezondheid; gezond; fit; zonder ziekte-
blakend van gezondheid bijvoeglijk naamwoord
-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
fit bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-
-
well (flourishing; prosperous; wealthy; thriving; rich; healthy; well-of; in good health)
welvarend; florerend; welgesteld-
welvarend bijvoeglijk naamwoord
-
florerend bijvoeglijk naamwoord
-
welgesteld bijvoeglijk naamwoord
-
-
well (flourishing; prosperous; healthy; thriving; in good health)
gezond; zonder ziekte; blakend-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-
blakend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor well:
Verwante woorden van "well":
Synoniemen voor "well":
Antoniemen van "well":
Verwante definities voor "well":
Wiktionary: well
well
Cross Translation:
adverb
adjective
well
-
in good health
- well → gezond
adjective
-
in goede lichamelijke conditie
-
in staat tot werken en normaal functioneren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• well | → put | ↔ Brunnen — Tiefbauwerk zur Gewinnung von Grundwasser oder Uferfiltrat, manchmal, vor allem früher, auch Bauwerke zur Gewinnung von Quellwasser |
• well | → waterput | ↔ Brunnen — Entnahmestelle, oft mit Auffangbecken, zur Bereitstellung in der Nähe oder in der Ferne gewonnenen Wassers |
• well | → schacht | ↔ Schacht — Bergbau: vertikaler Grubenbau zu einem Stollen |
• well | → schacht | ↔ Schacht — Bauwerk: hohler, meist senkrechter Raum |
• well | → dan | ↔ alors — En ce temps-là |
• well | → goed | ↔ bien — Marque un certain degré de perfection et d’utilité. |
• well | → bron; wel; welput | ↔ fontaine — Translations |
• well | → put | ↔ puits — Trou pour tirer de l'eau |
• well | → fit; gezond; valide | ↔ sain — Qui est de bonne constitution, qui n’a pas de tares en son organisme. Qui n’est pas altéré, qui est en bon état. |
• well | → ontspringen; opborrelen; opwellen; voortkomen; wellen | ↔ émaner — Se dégager par particules impondérables d’un corps dont la substance n’en est ni diminuer, ni altérer sensiblement. |