Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- unite:
-
Wiktionary:
- unite → verenigen
- unite → verenigen, aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, koppelen, paren, aaneenschakelen, bijeenvoegen, ineenzetten, samenstellen, bijeenbinden, samenbinden, verbinden, afstellen, passend maken, verstellen, instellen, bijdoen, bijmengen, bijvoegen, toegeven, toevoegen
Engels
Uitgebreide vertaling voor unite (Engels) in het Nederlands
unite:
-
to unite (join up; include; add; join)
-
to unite (bring together; assemble; join)
samenbrengen; concentreren; bijeenbrengen; bij elkaar brengen-
bijeenbrengen werkwoord (breng bijeen, brengt bijeen, bracht bijeen, brachten bijeen, bijeengebracht)
-
bij elkaar brengen werkwoord (breng bij elkaar, brengt bij elkaar, bracht bij elkaar, brachten bij elkaar, bij elkaar gebracht)
-
to unite (join together; merge; combine; connect; link; bridge)
-
to unite (bundle; gather; join)
-
to unite (combine; join)
combineren; een combinatie maken-
een combinatie maken werkwoord (maak een combinatie, maakt een combinatie, maakte een combinatie, maakten een combinatie, een combinatie gemaakt)
-
to unite (couple; connect; link; combine)
verbinden; koppelen; samenkoppelen-
samenkoppelen werkwoord (koppel samen, koppelt samen, koppelde samen, koppelden samen, samengekoppeld)
-
to unite (flock together)
samenstromen-
samenstromen werkwoord
-
-
to unite (bundle; bind together)
samenbundelen-
samenbundelen werkwoord (bundel samen, bundelt samen, bundelde samen, bundelden samen, samengebundeld)
-
-
to unite (connect; join; link; link up)
– be or become joined or united or linked 1
Conjugations for unite:
present
- unite
- unite
- unites
- unite
- unite
- unite
simple past
- united
- united
- united
- united
- united
- united
present perfect
- have united
- have united
- has united
- have united
- have united
- have united
past continuous
- was uniting
- were uniting
- was uniting
- were uniting
- were uniting
- were uniting
future
- shall unite
- will unite
- will unite
- shall unite
- will unite
- will unite
continuous present
- am uniting
- are uniting
- is uniting
- are uniting
- are uniting
- are uniting
subjunctive
- be united
- be united
- be united
- be united
- be united
- be united
diverse
- unite!
- let's unite!
- united
- uniting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor unite:
Verwante woorden van "unite":
Synoniemen voor "unite":
Antoniemen van "unite":
Verwante definities voor "unite":
Wiktionary: unite
unite
Cross Translation:
verb
unite
-
to come or bring together as one
- unite → verenigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• unite | → verenigen; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; koppelen | ↔ accoupler — joindre deux choses ensemble. |
• unite | → paren | ↔ apparier — assortir par paires, par couples, joindre des choses qui se convenir, qui sont faire pour aller ensemble. |
• unite | → aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |
• unite | → verenigen | ↔ unir — joindre deux ou plusieurs choses ensemble. |