Engels

Uitgebreide vertaling voor temper (Engels) in het Nederlands

temper:

temper [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the temper (mood; humour; state of mind; humor)
    het humeur; de stemming; de gemoedsstemming; de gemoedstoestand; de bui; de gemoedsgesteldheid
  2. the temper (frame of mind; mood; humour; humor)
    de stemming; de gemoedstoestand
  3. the temper (tantrum; fit)
    de woedeaanval; de driftbui
  4. the temper (temperament; liveliness; vivacity; )
    het temperament; de vurigheid

Vertaal Matrix voor temper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bui humor; humour; mood; state of mind; temper caprice; downpour; fancy; mood; quirk; shower; spur of the moment; whim
driftbui fit; tantrum; temper
gemoedsgesteldheid humor; humour; mood; state of mind; temper disposition; inclination; mental state; nature
gemoedsstemming humor; humour; mood; state of mind; temper
gemoedstoestand frame of mind; humor; humour; mood; state of mind; temper
humeur humor; humour; mood; state of mind; temper
stemming frame of mind; humor; humour; mood; state of mind; temper mental state; vote
temperament disposition; excitement; inclination; liveliness; nature; proclivity; rush; temper; temperament; vivacity disposition; inclination; nature
vurigheid disposition; excitement; inclination; liveliness; nature; proclivity; rush; temper; temperament; vivacity ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion
woedeaanval fit; tantrum; temper
- biliousness; humor; humour; irritability; irritation; mood; peevishness; pettishness; pique; snappishness; surliness; toughness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- anneal; chasten; harden; moderate; mollify; normalise; normalize; season
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- take the chill off; warm

Verwante woorden van "temper":


Synoniemen voor "temper":


Verwante definities voor "temper":

  1. a disposition to exhibit uncontrolled anger1
    • his temper was well known to all his employees1
  2. the elasticity and hardness of a metal object; its ability to absorb considerable energy before cracking1
  3. a sudden outburst of anger1
    • his temper sparked like damp firewood1
  4. a characteristic (habitual or relatively temporary) state of feeling1
    • whether he praised or cursed me depended on his temper at the time1
  5. restrain1
  6. make more temperate, acceptable, or suitable by adding something else; moderate1
    • she tempered her criticism1
  7. adjust the pitch (of pianos)1
  8. harden by reheating and cooling in oil1
    • temper steel1
  9. bring to a desired consistency, texture, or hardness by a process of gradually heating and cooling1
    • temper glass1

Wiktionary: temper

temper
noun
  1. state of mind
  2. heat treatment
verb
  1. to moderate or control
temper
noun
  1. mentale of emotionele toestand

Cross Translation:
FromToVia
temper harden; stalen; temperen durcir — Durcir
temper lichaamsvocht; gemoedsgesteldheid; humeur; humor humeur — (vieilli) Toute substance liquide qui se trouver dans un organisme.

temper vorm van temp:

temp [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the temp (temporary employee; temporary worker; temporary helper)
    de uitzendkracht

Vertaal Matrix voor temp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitzendkracht temp; temporary employee; temporary helper; temporary worker
- temporary; temporary worker

Verwante woorden van "temp":


Synoniemen voor "temp":


Verwante definities voor "temp":

  1. a worker (especially in an office) hired on a temporary basis1

Verwante vertalingen van temper



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor temper (Nederlands) in het Engels

temperen:

temperen werkwoord (temper, tempert, temperde, temperden, getemperd)

  1. temperen
    to damp; to reduce
    • damp werkwoord (damps, damped, damping)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
  2. temperen (zich matigen; dempen; matigen)
    to restrain; to moderate
    • restrain werkwoord (restrains, restrained, restraining)
    • moderate werkwoord (moderates, moderated, moderating)

Conjugations for temperen:

o.t.t.
  1. temper
  2. tempert
  3. tempert
  4. temperen
  5. temperen
  6. temperen
o.v.t.
  1. temperde
  2. temperde
  3. temperde
  4. temperden
  5. temperden
  6. temperden
v.t.t.
  1. heb getemperd
  2. hebt getemperd
  3. heeft getemperd
  4. hebben getemperd
  5. hebben getemperd
  6. hebben getemperd
v.v.t.
  1. had getemperd
  2. had getemperd
  3. had getemperd
  4. hadden getemperd
  5. hadden getemperd
  6. hadden getemperd
o.t.t.t.
  1. zal temperen
  2. zult temperen
  3. zal temperen
  4. zullen temperen
  5. zullen temperen
  6. zullen temperen
o.v.t.t.
  1. zou temperen
  2. zou temperen
  3. zou temperen
  4. zouden temperen
  5. zouden temperen
  6. zouden temperen
en verder
  1. ben getemperd
  2. bent getemperd
  3. is getemperd
  4. zijn getemperd
  5. zijn getemperd
  6. zijn getemperd
diversen
  1. temper!
  2. tempert!
  3. getemperd
  4. temperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor temperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
damp temperen
moderate dempen; matigen; temperen; zich matigen bedaren; bedwingen; beheersen; bemakkelijken; besparen; beteugelen; geld besparen; intomen; matigen; met mate gebruiken; minder gebruiken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen
reduce temperen afnemen; afprijzen; beknotten; beperken; disloqueren; door koken dikker maken; door koken verdikken; herleiden; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; inperken; kleiner maken; krimpen; lager maken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; roeren; slinken; terugvoeren; verdikken; verkleinen; verkorten; verlagen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
restrain dempen; matigen; temperen; zich matigen achterhouden; afhouden; bedwingen; beheersen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; geen afstand doen van; houden; in bedwang houden; inhouden; intomen; weerhouden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
damp damp uitwasemend; dampig; humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig
moderate billijk; gematigd; geschikt; getemperd; middelmatige; moderaat; redelijk; schappelijk

Wiktionary: temperen

temperen
verb
  1. to reduce the excessiveness
  2. make less severe
  3. to reduce to a low degree of vigor or activity

Cross Translation:
FromToVia
temperen put to sleep assoupirendormir à demi.
temperen harden; temper; season; steel; toughen durcir — Durcir
temperen mix; blend; mingle; shuffle mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout
temperen slow down; moderate; abate; alleviate; decelerate ralentir — transitif|fr diminuer la vitesse.
temperen return; turn over; turn around; turn round; inside out; turn; revolve; whirl; relay; resend; send back; blend; mingle; mix; shuffle; invert; reverse retourneraller de nouveau en un lieu.