Engels

Uitgebreide vertaling voor punctual (Engels) in het Nederlands

punctual:

punctual bijvoeglijk naamwoord

  1. punctual
    zorgvuldig; nauwkeurig; conscientieus; nauwgezet
  2. punctual
    punctueel; stipt; strikt; precies; exact
  3. punctual (precise; stringent)
    nauwkeurig; precies; nauwgezet; stipt

Vertaal Matrix voor punctual:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exact punctual accurately; exact; exactly; minutely; precise
nauwgezet precise; punctual; stringent accurate; accurately; careful; conscientious; detailed; exact; exhaustive; in detail; meticulous; painstaking; precise; precisely; scrupulous; stringent
nauwkeurig precise; punctual; stringent accurate; accurately; careful; conscientious; detailed; exact; exhaustive; in detail; meticulous; painstaking; precise; precisely; scrupulous; stringent
precies precise; punctual; stringent accurate; accurately; careful; conscientious; correct; detailed; exact; exactly; exhaustive; in detail; just; meticulous; minutely; painstaking; precise; precisely; right; scrupulous; stringent; true; truethfull
punctueel punctual
stipt precise; punctual; stringent accurate; careful; in good time; in time; precise; prompt; timely
strikt punctual according to the rules; binding; precise; precisely; strict; stringent
zorgvuldig punctual accurate; accurately; careful; cautious; cleanly; conscientious; conservative; detailed; exact; exhaustive; in detail; meticulous; neatly; painstaking; precise; precisely; scrupulous; stringent; thorough; tidy; with attention; with care
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conscientieus punctual

Verwante woorden van "punctual":

  • punctually

Synoniemen voor "punctual":


Antoniemen van "punctual":

  • unpunctual

Verwante definities voor "punctual":

  1. acting or arriving or performed exactly at the time appointed1
    • she expected guests to be punctual at meals1
    • he is not a particularly punctual person1
    • punctual payment1

Wiktionary: punctual

punctual
Cross Translation:
FromToVia
punctual stipt pünktlich — zur vereinbarten Zeit
punctual accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel; goed; juist; recht exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
punctual accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel ponctuel — Qui est exact
punctual accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel; gelijkmatig; geregeld; regelmatig; steevast régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme.