Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. palm:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. palm:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor palm (Engels) in het Nederlands

palm:

palm [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the palm (hand; paw)
    de hand; de jat; de klauw; de poot; de knuist
    • hand [de ~] zelfstandig naamwoord
    • jat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klauw [de ~] zelfstandig naamwoord
    • poot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knuist [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the palm
    de palm
    • palm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the palm (palm of the hand)
    de handpalm
    • handpalm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to palm werkwoord (palms, palmed, palming)

  1. to palm (foist)
    aanpraten; aansmeren
    • aanpraten werkwoord (praat aan, praatte aan, praatten aan, aangepraat)
    • aansmeren werkwoord (smeer aan, smeert aan, smeerde aan, smeerden aan, aangesmeerd)

Conjugations for palm:

present
  1. palm
  2. palm
  3. palms
  4. palm
  5. palm
  6. palm
simple past
  1. palmed
  2. palmed
  3. palmed
  4. palmed
  5. palmed
  6. palmed
present perfect
  1. have palmed
  2. have palmed
  3. has palmed
  4. have palmed
  5. have palmed
  6. have palmed
past continuous
  1. was palming
  2. were palming
  3. was palming
  4. were palming
  5. were palming
  6. were palming
future
  1. shall palm
  2. will palm
  3. will palm
  4. shall palm
  5. will palm
  6. will palm
continuous present
  1. am palming
  2. are palming
  3. is palming
  4. are palming
  5. are palming
  6. are palming
subjunctive
  1. be palmed
  2. be palmed
  3. be palmed
  4. be palmed
  5. be palmed
  6. be palmed
diverse
  1. palm!
  2. let's palm!
  3. palmed
  4. palming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor palm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hand hand; palm; paw hand
handpalm palm; palm of the hand
jat hand; palm; paw
klauw hand; palm; paw claw
knuist hand; palm; paw fist
palm palm
poot hand; palm; paw chassis; faggot; fagot; foot; gay; leg; queer; sissy; stand; support
- decoration; laurel wreath; medal; medallion; palm tree; ribbon; thenar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpraten foist; palm talk into
aansmeren foist; palm talk into
- handle

Verwante woorden van "palm":


Synoniemen voor "palm":


Verwante definities voor "palm":

  1. the inner surface of the hand from the wrist to the base of the fingers1
  2. an award for winning a championship or commemorating some other event1
  3. any plant of the family Palmae having an unbranched trunk crowned by large pinnate or palmate leaves1
  4. a linear unit based on the length or width of the human hand1
  5. touch, lift, or hold with the hands1

Wiktionary: palm

palm
noun
  1. inner, concave part of hand
palm
noun
  1. binnenzijde van de hand
  2. (sub-)tropisch gewas

Cross Translation:
FromToVia
palm palm; palmboom Palme — Einzelgewächs aus der Familie der Palmenartigen (Arecaceae)
palm palmboom; palm palmier — Arbre (1)
palm bal; palm; handpalm paume — anatomie|fr Face intérieure de la main, entre le poignet et les doigts.

Verwante vertalingen van palm



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor palm (Nederlands) in het Engels

palm:

palm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de palm
    the palm
    • palm [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor palm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
palm palm hand; handpalm; jat; klauw; knuist; poot
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
palm aanpraten; aansmeren

Verwante woorden van "palm":

  • palmen

Wiktionary: palm

palm
noun
  1. (sub-)tropisch gewas
  2. binnenzijde van de hand
palm
noun
  1. inner, concave part of hand
  2. tropical tree

Cross Translation:
FromToVia
palm flipper; fin FlosseWassersport: Kurzform für Schwimm- oder Taucherflossen
palm palm; palm tree Palme — Einzelgewächs aus der Familie der Palmenartigen (Arecaceae)
palm palm tree; palm palmier — Arbre (1)
palm palm; palm of the hand paume — anatomie|fr Face intérieure de la main, entre le poignet et les doigts.