Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- ornament:
-
Wiktionary:
- ornament → decoreren, sieren, opsieren, tooien, uitdossen, versieren, ridderen, onderscheiden, ambtsgewaad, ornaat, mijden, ontwijken, uit de weg gaan, vermijden, decoratie, versiering, sieraad, tooisel, versiersel
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor ornament (Engels) in het Nederlands
ornament:
-
the ornament
-
the ornament (jewellery)
-
the ornament (decoration; garnishing; corsage; adornment; buttonhole; drapery)
de versiering; de draperie; de tooi; de decoratie; het versiersel; de corsage; de ornamentiek; de opluistering; sierwerk; de decor; de garnering; de opsiering -
the ornament (adornment)
Conjugations for ornament:
present
- ornament
- ornament
- ornaments
- ornament
- ornament
- ornament
simple past
- ornamented
- ornamented
- ornamented
- ornamented
- ornamented
- ornamented
present perfect
- have ornamented
- have ornamented
- has ornamented
- have ornamented
- have ornamented
- have ornamented
past continuous
- was ornamenting
- were ornamenting
- was ornamenting
- were ornamenting
- were ornamenting
- were ornamenting
future
- shall ornament
- will ornament
- will ornament
- shall ornament
- will ornament
- will ornament
continuous present
- am ornamenting
- are ornamenting
- is ornamenting
- are ornamenting
- are ornamenting
- are ornamenting
subjunctive
- be ornamented
- be ornamented
- be ornamented
- be ornamented
- be ornamented
- be ornamented
diverse
- ornament!
- let's ornament!
- ornamented
- ornamenting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor ornament:
Verwante woorden van "ornament":
Synoniemen voor "ornament":
Verwante definities voor "ornament":
Wiktionary: ornament
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ornament | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; ridderen; onderscheiden | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• ornament | → ambtsgewaad; ornaat | ↔ ornement — Ce qui sert à orner, à embellir. |
• ornament | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren | ↔ orner — parer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément. |
• ornament | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; mijden; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden | ↔ parer — Traductions à trier suivant le sens |
• ornament | → decoratie; versiering; sieraad; tooisel; versiersel | ↔ parure — ornement, ajustement, ce qui servir à parer. |
Verwante vertalingen van ornament
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ornament (Nederlands) in het Engels
ornament:
-
het ornament
Vertaal Matrix voor ornament:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ornament | ornament | bijou; corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; juweel; opluistering; opsiering; ornamentiek; sieraad; sierstuk; sierwerk; tooi; versiering; versiersel |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ornament | afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren |
Verwante woorden van "ornament":
Wiktionary: ornament
ornament
noun
-
ornamentation