Engels
Uitgebreide vertaling voor laptop (Engels) in het Nederlands
laptop:
-
the laptop
– A portable computer that combines a processor, screen, and keyboard in a single case. The screen folds down onto the keyboard when not in use. 1
Vertaal Matrix voor laptop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
laptop | laptop | |
- | laptop computer |
Synoniemen voor "laptop":
Verwante definities voor "laptop":
Wiktionary: laptop
laptop
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laptop | → laptop | ↔ ordinateur portable — ordinateur qui est peut être transporter facilement. |
• laptop | → laptop | ↔ portable — Ordinateur portable |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor laptop (Nederlands) in het Engels
laptop:
-
de laptop
Vertaal Matrix voor laptop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
laptop | laptop |
Wiktionary: laptop
laptop
Cross Translation:
noun
laptop
-
kleine draagbare computer
- laptop → laptop computer; notebook
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laptop | → laptop; notebook computer; luggable | ↔ ordinateur portable — ordinateur qui est peut être transporter facilement. |
• laptop | → laptop; notebook | ↔ portable — Ordinateur portable |
oplappen:
-
oplappen (opkalefateren; opknappen; opvijzelen)
Conjugations for oplappen:
o.t.t.
- lap op
- lapt op
- lapt op
- lappen op
- lappen op
- lappen op
o.v.t.
- lapte op
- lapte op
- lapte op
- lapten op
- lapten op
- lapten op
v.t.t.
- heb opgelapt
- hebt opgelapt
- heeft opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
v.v.t.
- had opgelapt
- had opgelapt
- had opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
o.t.t.t.
- zal oplappen
- zult oplappen
- zal oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
o.v.t.t.
- zou oplappen
- zou oplappen
- zou oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
en verder
- ben opgelapt
- bent opgelapt
- is opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
diversen
- lap op!
- lapt op!
- opgelapt
- oplappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
oplappen (dokteren)