Engels

Uitgebreide vertaling voor frighten (Engels) in het Nederlands

frighten:

to frighten werkwoord (frightens, frightened, frightening)

  1. to frighten (alarm; oppress; disquiet)
    beangstigen; benauwen
    • beangstigen werkwoord (beangstig, beangstigt, beangstigde, beangstigden, beangstigd)
    • benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)
  2. to frighten (scare; make frightened)
    verschrikken; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; angst aanjagen
    • verschrikken werkwoord (verschrik, verschrikt, verschrok, verschrokken, verschrokken)
    • bangmaken werkwoord (maak bang, maakt bang, maakte bang, maakten bang, bang gemaakt)
    • beangstigen werkwoord (beangstig, beangstigt, beangstigde, beangstigden, beangstigd)
    • doen schrikken werkwoord
    • angst aanjagen werkwoord (jaag angst aan, jaagt angst aan, joeg angst aan, joegen angst aan, angst aangejaagd)
  3. to frighten (tremble; startle; jolt; shake)
    schokken; laten schrikken
  4. to frighten (intimidate; terrorize; bully; )
    intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • terroriseren werkwoord (terroriseer, terroriseert, terroriseerde, terroriseerden, geterroriseerd)
    • tiranniseren werkwoord (tiranniseer, tiranniseert, tiranniseerde, tiranniseerden, getiranniseerd)
    • vrees aanjagen werkwoord

Conjugations for frighten:

present
  1. frighten
  2. frighten
  3. frightens
  4. frighten
  5. frighten
  6. frighten
simple past
  1. frightened
  2. frightened
  3. frightened
  4. frightened
  5. frightened
  6. frightened
present perfect
  1. have frightened
  2. have frightened
  3. has frightened
  4. have frightened
  5. have frightened
  6. have frightened
past continuous
  1. was frightening
  2. were frightening
  3. was frightening
  4. were frightening
  5. were frightening
  6. were frightening
future
  1. shall frighten
  2. will frighten
  3. will frighten
  4. shall frighten
  5. will frighten
  6. will frighten
continuous present
  1. am frightening
  2. are frightening
  3. is frightening
  4. are frightening
  5. are frightening
  6. are frightening
subjunctive
  1. be frightened
  2. be frightened
  3. be frightened
  4. be frightened
  5. be frightened
  6. be frightened
diverse
  1. frighten!
  2. let's frighten!
  3. frightened
  4. frightening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor frighten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schokken colliding; jolting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angst aanjagen frighten; make frightened; scare
bangmaken frighten; make frightened; scare
beangstigen alarm; disquiet; frighten; make frightened; oppress; scare
benauwen alarm; disquiet; frighten; oppress gag; oppress; truss up
doen schrikken frighten; make frightened; scare
intimideren badger; browbeat; bully; frighten; intimidate; overawe; startle; terrorise; terrorize browbeat; bully; bullyrag; intimidate; overawe
laten schrikken frighten; jolt; shake; startle; tremble
schokken frighten; jolt; shake; startle; tremble annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock
terroriseren badger; browbeat; bully; frighten; intimidate; overawe; startle; terrorise; terrorize
tiranniseren badger; browbeat; bully; frighten; intimidate; overawe; startle; terrorise; terrorize browbeat; bully; bullyrag
verschrikken frighten; make frightened; scare deter; frighten away; frighten off; scare off
vrees aanjagen badger; browbeat; bully; frighten; intimidate; overawe; startle; terrorise; terrorize
- affright; fright; scare
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- worry

Verwante woorden van "frighten":


Synoniemen voor "frighten":


Verwante definities voor "frighten":

  1. cause fear in1
    • The stranger who hangs around the building frightens me1
  2. drive out by frightening1

Wiktionary: frighten

frighten
verb
  1. to disturb with fear
frighten
verb
  1. (overgankelijk) vrees inboezemen

Cross Translation:
FromToVia
frighten afschrikken effrayerremplir de frayeur.
frighten bang maken; beangstigen; verschrikken; vrees aanjagen; bang zijn voor; duchten; schromen; terugschrikken voor; vrezen redouter — Craindre fort.

fright:

fright [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fright (consternation; upset; repulsion; )
    de verbijstering; de schrik
  2. the fright (fear; anxiety)
    de angst; de vrees; de bangheid
    • angst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vrees [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bangheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the fright (panic; terror)
    de paniek
    • paniek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the fright (horror; cat)
    vervelend spook; de spinnenkop

Vertaal Matrix voor fright:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angst anxiety; fear; fright
bangheid anxiety; fear; fright
paniek fright; panic; terror
schrik alarm; confusion; consternation; dismay; fright; repulsion; upset
spinnenkop cat; fright; horror
verbijstering alarm; confusion; consternation; dismay; fright; repulsion; upset bewilderment; confusion; perplexity; puzzlement
vervelend spook cat; fright; horror
vrees anxiety; fear; fright
- fear; fearfulness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- affright; frighten; scare
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- anxiety; bugbear; uneasiness

Verwante woorden van "fright":


Synoniemen voor "fright":


Antoniemen van "fright":


Verwante definities voor "fright":

  1. an emotion experienced in anticipation of some specific pain or danger (usually accompanied by a desire to flee or fight)1
  2. cause fear in1

Wiktionary: fright

fright
noun
  1. het ervaren van een gevoel van angst als gevolg van een plotselinge verandering

Cross Translation:
FromToVia
fright schrik Schreck — heftige Emotion, die durch die Wahrnehmung von etwas Unerwartetem oder Bedrohlichem ausgelöst wird
fright beduchtheid; vrees; schroom crainte — Action de craindre

Verwante vertalingen van frighten